Deze zaak gaat over een aantal private-equityfondsen (investeringsfondsen die buiten de beurs om bedrijven opkopen) en pensioenfondsen, die via een Luxemburgse tussenholding aandelen houden in een Nederlandse vennootschap. In 2011 koopt de Nederlandse vennootschap de aandelen in een Nederlandse retailketen. Deze aankoop is onder andere gefinancierd met een aandeelhouderslening van de Luxemburgse tussenholding van ongeveer € 57 miljoen. Deze tussenholding heeft de lening zelf weer gefinancierd met financiële instrumenten naar Luxemburgs recht die zijn uitgegeven aan de fondsen. De Nederlandse vennootschap wil de rente op de aandeelhouderslening aftrekken van de winst (waaronder de winst van de retailketen), maar de Belastingdienst bestrijdt dit op grond van een antimisbruikbepaling in de belastingwet die is gericht tegen uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag.