In twee zaken is uitsluitend onderzoek verricht door de betreffende verzekeringsmaatschappij en heeft het Openbaar Ministerie slechts een redigerende rol gehad. Naar het oordeel van het hof heeft de vervolging in deze zaken plaatsgevonden zonder dat van opsporing sprake is geweest. Met deze gang van zaken is een fundamentele inbreuk gemaakt op het strafvorderlijk systeem. Dat vereist dat vervolging plaatsvindt naar aanleiding van een opsporingsonderzoek. Opsporing gebeurt onder gezag van de officier van justitie door ambtenaren, die bij de wet zijn aangewezen (zie artikelen 132a, 141 en 167 van het wetboek van strafvordering). Deze bepalingen vormen het fundament voor een integere en onafhankelijke rechtspraak die de waarheidsvinding tot doel heeft. Door een inbreuk hierop te maken, is het wettelijk systeem in de kern geraakt. Het gevolg daarvan is dat de officier van justitie in deze zaken niet ontvankelijk is verklaard. De rechtbank kwam tot dezelfde beslissing, maar met een andere motivering. Om die reden heeft het hof de vonnissen vernietigd.
In de derde zaak heeft het hof de officier van justitie ontvankelijk verklaard. In deze zaak was wél sprake van een (gering) opsporingsonderzoek naast het onderzoek door de verzekeringsmaatschappij. In deze zaak heeft het hof wel kritische kanttekeningen geplaatst bij de wijze van gebruik maken van de onderzoeksresultaten van de gedupeerde verzekering. Voor het gebruik maken van deze resultaten, zou het de voorkeur verdienen deze inhoudelijk te toetsen en in te brengen in het opsporingsonderzoek dat onder gezag van de officier van justitie staat, voor het dossier aan de rechter aan te bieden.