Het verwijt dat de verdachte wél kan worden gemaakt, is dat hij – toen hij de jongen zag verdrinken - op dat moment geen 112 heeft gebeld om de hulpdiensten in te schakelen. Volgens het openbaar ministerie mishandelde de verdachte het slachtoffer, door hem niet te helpen en/of geen hulp in te schakelen. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep vrijgesproken van mishandeling. Doorslaggevend daarbij is de vaststelling dat de verdachte op geen enkele wijze - strafrechtelijk gezien – gevaarzettend heeft gehandeld met betrekking tot het in het water terechtkomen van het slachtoffer.
De verdachte wordt ook vrijgesproken van dood door schuld. Dit komt doordat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet als gevolg van het nalaten van de verdachte aan hem kan worden toegerekend. Daarvoor is namelijk vereist dat het aannemelijk is dat het overlijden van het slachtoffer, met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, door het nalaten van de verdachte is veroorzaakt. Gelet op wat verschillende deskundigen hebben geschreven over de overlevingskansen na verdrinking, komt het hof tot de conclusie dat het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk ook zou zijn overleden als de verdachte wél direct na het in het water zien van het slachtoffer 112 had gebeld. Dat het slachtoffer nog een kleine kans had gemaakt de verdrinking te overleven als de verdachte wel direct 112 had gebeld, terwijl hij door het nalaten van de verdachte dat te doen geen enkele kans meer maakte, is onvoldoende om te concluderen dat de dood van het slachtoffer de schuld van de verdachte is.