Uit onderzoek is komen vast te staan dat de vrouw ten tijde van het ongeval een epileptische aanval heeft gehad. Ook is vastgesteld dat de vrouw lijdt aan blijvende gevolgen van ernstig hersenletsel door een ongeval dat haar vroeger is overkomen. Zo kan zij de gevolgen van haar handelen en de eventuele gevaren daarvan moeilijk inschatten, is impulsief en heeft een verminderd normbesef en empathisch vermogen. Gedragsdeskundigen, die de vrouw in het kader van het hoger beroep van de strafzaak hebben onderzocht, menen dat zij daarom geheel ontoerekeningsvatbaar is voor het ongeval, wegens het hersenletsel en de epilepsieaanval. Het Openbaar Ministerie vroeg om die reden vrijspraak voor het ongeval. Volgens de deskundigen is de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar wegens het hersenletsel voor het rijden nadat haar rijbewijs was ingevorderd. Het Openbaar Ministerie vond dat feit en het vals verklaren bewezen en eiste voor die twee feiten straf.