In januari 2015 brandde op een Zeeuws vakantiepark het chalet uit van de oudste man. Het bleek om brandstichting te gaan. Toen de jongste man enkele maanden later werd opgepakt in verband met een inbraak werden op zijn telefoon 2 filmpjes aangetroffen waarin hij met de chaleteigenaar en nog een derde man sprak over de brandstichting en over het geld dat de eigenaar zou opstrijken van de verzekering. Een deel van dat geld zou hij aan de brandstichter geven.

Het hof vindt het kwalijk dat de mannen puur voor hun eigen financiële gewin hebben gehandeld en er daarbij geen rekening mee hebben gehouden dat de brand in het chalet gevaarlijk was voor de omliggende chalets en voor de omwonenden angst en overlast veroorzaakte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats.

Het hof legt de eigenaar van het chalet een hogere straf op dan de rechtbank deed en dan het OM had geëist. Volgens het hof komt in de eis van 15 maanden cel de ernst van de gepleegde feiten onvoldoende tot uitdrukking. De brandstichter krijgt een celstraf van 18 maanden, daarom vindt het hof dat de uitlokker van die brandstichting een even zware straf moet krijgen, te meer daar hij ook de verzekering probeerde op te lichten. Gezien zijn hoge leeftijd en zijn persoonlijke omstandigheden legt het hof hem een groter deel van de straf voorwaardelijk op, namelijk 9 maanden.