In de onderhavige zaak heeft een gemachtigde namens een belanghebbende een procedure gestart over het bepalen van de WOZ-waarde per 1 januari 2018. Wanneer er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn heeft de belanghebbende recht op een vergoeding voor immateriële schade. Deze vergoeding bedraagt vijfhonderd euro per halfjaar.
Al langer speelt de vraag of in bepaalde geschillen, met name waarin sprake is van geringe financiële belangen, een dergelijke vergoeding redelijk is en of de vergoeding niet op een lager bedrag moet worden vastgesteld. De rechtbanken en gerechtshoven oordelen daarover verschillend. Hoewel de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in een andere zaak een conclusie heeft uitgebracht over de vergoeding van immateriële schade, is de kans aanwezig dat de Hoge Raad niet alle vraagpunten van de advocaat-generaal zal kunnen beantwoorden. Om die reden wordt in deze zaak een aantal vragen in verband met de hoogte van de vergoeding immateriële schade en griffierecht aan de Hoge Raad voorgelegd.