De rechtbank Limburg veroordeelde in 2019 de ene man tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden en de andere man tot een gevangenisstraf van 32 maanden.
Anders dan de rechtbank vindt het hof dat niet kan worden bewezen dat de mannen de fraude samen hebben gepleegd. Ook het bestaan van een criminele organisatie is volgens het hof niet bewezen. De beide mannen hadden ieder een eigen handel in valse postzegels. Zij verkochten aan hun nietsvermoedende klanten etiketten die waren beplakt met een combinatie van valse en échte postzegels. De klanten kregen hierbij een flinke korting. Met het bijplakken van goedkope échte postzegels probeerden de mannen controles van de postdienst te omzeilen. De criminele winsten uit deze handel hebben zij witgewassen. Het is niet vast te stellen welk gedeelte van hun omzet te herleiden is tot de valse zegels.  

PostNL heeft de postzegelfraude op enig moment ontdekt en aangifte gedaan. Daarna heeft een uitgebreid onderzoek door deskundigen en de politie plaatsgevonden. Wie de valse postzegels heeft gedrukt, is uit dit onderzoek niet duidelijk geworden. De rechtbank had de mannen daarom vrijgesproken van het drukken van de valse zegels.

Het hof legt de ene man een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar op en de andere man 9 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en 240 uur taakstraf. De straffen vallen lager uit dan de straffen die door rechtbank waren opgelegd, omdat het hof minder bewezen vindt dan de rechtbank. Ook speelt mee dat er sprake is van bijzondere persoonlijke (gezondheids)omstandigheden, en het heeft lang geduurd tot de zaken zijn behandeld. 
Van de overige verdachten in hoger beroep is één persoon vrijgesproken en twee andere zijn inmiddels overleden.