Het hof heeft de zaak over gedaan en volgt de Hoge Raad. Dat houdt in dat de inkomstenbelasting niet in mindering wordt gebracht op het totaal verdiende bedrag. De waarde van de voertuigen wordt daar nog wel van afgehaald. Omdat de behandeling van de zaak langer dan nodig is heeft geduurd, vindt het hof een ‘korting’ van 5.000 euro op haar plaats. Dat betekent dat de man een bedrag van 463.215 euro moet terugbetalen.
De verdediging pleitte ervoor om wél rekening te houden met de belastingheffing. Het hof heeft begrip voor de situatie, maar vindt zichzelf niet bevoegd om te oordelen in strijd met de geldende regelgeving.
Als in de executiefase blijkt dat de eerder betaalde belasting niet te verrekenen is met het ontnemingsbedrag dat hij moet betalen, kan de man een verminderingsverzoek indienen. Het OM heeft al laten weten niet onwelwillend te zullen staan tegen zo’n verzoek.