Volgens de verdachten hebben zij de woningen kunnen financieren met geleend geld, door middel van inzamelingen onder Roma. Zij hoefden over die leningen geen rente te betalen en zij hoefden deze ook niet af te lossen, tenzij het pand verkocht werd, zonder dat met de opbrengst een nieuw pand werd gekocht. Dit werd onderbouwd met overeenkomsten die zowel volgens de rechtbank Oost-Brabant als het hof vals zijn.
In hoger beroep oordeelt het hof net als de rechtbank dat de verklaring van de verdachten over de herkomst van het geld niet geloofwaardig is en concludeert dat sprake moet zijn van geld met een criminele herkomst.