De vluchtelingen hadden een kwetsbare positie omdat zij pas kort in Nederland waren. Zij waren grotendeels afkomstig uit Syrië, hadden niet eerder gewerkt en waren onbekend met de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook hadden zij dringend geld nodig, onder meer voor hun achtergebleven familie.
De rechtbank vindt dat de vier broers misbruik hebben gemaakt van hun kwetsbare positie en hen hebben uitgebuit. Ze betaalden de mannen zeer slecht of niet en lieten hen onder slechte arbeidsomstandigheden lange uren maken. Ook lieten ze hen zonder voorzieningen in de wasserij overnachten, hielden hen in onzekerheid over hun arbeidspositie en hun loon en gaven de instructie om bij controles niet de waarheid te vertellen. De broers maakten de vluchtelingen nog extra afhankelijk van hen door de uitbetaling van loon telkens uit te stellen.