De schrijver van het boek liep in 2013, op uitnodiging van justitie, vier maanden mee met het cold case-team van de politie dat onderzoek deed naar de dood van het meisje in 1995. Hij kreeg daarbij, onder tekening van een geheimhoudingsverklaring, toegang tot alle informatie in het strafdossier. In 2018 volgde hij tevens het OM op de voet tijdens het hoger beroep in de strafzaak. Het doel van de samenwerking was het publiek inzicht te geven in de inspanningen die politie en justitie leveren in een cold case-onderzoek.

De nabestaanden wisten niets van de samenwerking. Zij werden in oktober vorig jaar, een week voor de geplande publicatie van het boek, op de hoogte gesteld. Zij maakten direct bezwaar. Het Openbaar Ministerie erkende toen dat de nabestaanden te laat waren geïnformeerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Desondanks kwamen de partijen niet tot overeenstemming over aanpassing van de publicatie, waarna de nabestaanden uiteindelijk bij de rechter eisten dat de publicatie zou worden verboden of op zijn minst zou worden aangepast.

De voorzieningenrechter oordeelt dat een volledig verbod op publicatie van het boek een te grote inbreuk zou vormen op de vrijheid van meningsuiting van de journalist en de uitgever. Het boek bevat echter wel 21 passages die in strijd zijn met het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de nabestaanden. De relevantie van deze teksten is vanuit journalistiek oogpunt beperkt, terwijl zij de privacy van de betrokkenen wel schenden. Ook zijn teksten in sommige gevallen onnodig diffamerend of denigrerend. De 21 passages dienen daarom uit het boek te worden verwijderd en mogen op geen enkele andere wijze worden gepubliceerd.

Voor meer informatie, bel de afdeling Voorlichting & Communicatie van de rechtbank Amsterdam, telefoonnummer: 088-3611440, of stuur een e-mail.