Er zijn bovendien geen wettelijke bepalingen die het Facebook zouden verhinderen om meer te doen tegen nepadvertenties. De eis van De Mol is te specifiek om te resulteren in een – inderdaad wettelijk verboden – algemeen filterverbod. Ook het beroep van Facebook op het recht op informatie- en uitingsvrijheid gaat niet op, omdat het gaat om commerciële uitingen die vermoedelijk strafbaar zijn.
Dat de advertenties na aandringen van De Mol alsnog werden verwijderd en daarna ook nauwelijks meer terugkeerden, laat zien dat het kennelijk technisch wel degelijk mogelijk is om actiever op te treden. Dat dit mankracht en geld kost, is geen reden het niet te doen. Daarvoor is de verantwoordelijkheid van Facebook voor haar eigen advertentieplatform te groot en hebben de valse advertenties te veel impact.
Facebook wordt niet verplicht om de adverteerders voor altijd te weren. Die eis is volgens de voorzieningenrechter te verstrekkend.