Het leek eerder dit jaar de goede kant op te gaan, toen het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) concludeerde dat Ellen het beste af zou zijn met een hulphond. Ze schafte alvast een geschikte hond aan, de anderhalf jaar oude Mees. Mees is wel een maatje en Ellen heeft ook steun aan haar, maar Mees is (nog) geen hulphond. Ellen is met haar in de weer, terwijl Mees met haar in de weer zou moeten zijn. Bovendien mag een ‘gewone’ hond publieke gebouwen niet in, een hulphond wel. ‘Ik had haar vandaag graag meegenomen, maar dan kan niet.’ Maar goed, beter wat dan niets, bovendien: de gemeente kon het advies van het IAB toch niet negeren? ‘Ik heb sinds mijn 21ste een Wajong-uitkering en ik krijg een fortuin aan ambulante hulp, aangepast vervoer en eetondersteuning. Met een hulphond kan ik deel uitmaken van de samenleving en mijn eigen geld verdienen. Die dure hulp hoef ik dan hopelijk niet meer. Nu houdt de gemeente mij met veel geld in leven, maar een zinvol leven is het niet.’