Het recht van de EU garandeert het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. In deze en andere Poolse overleveringszaken oordeelde de IRK eerder dat er in Polen sprake is van systemische gebreken in de rechtsorde, waardoor de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht niet langer is gewaarborgd. Naar aanleiding van wetgeving die in 2020 in werking trad, stelde de IRK vorig jaar ook systemische gebreken vast die verband houden met het recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Daarbij gaat het er vooral om dat de benoeming van rechters in Polen plaatsvindt op voordracht van een instantie die onvoldoende onafhankelijk is van regering en parlement. Bovendien kunnen onregelmatigheden bij de benoeming van een rechter niet (meer) worden aangevochten bij een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Omdat onduidelijk was welke toets de IRK moet aanleggen om na te gaan of sprake is van een (reëel gevaar van) schending van het recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld, stelde de IRK vorig jaar vragen aan het Hof van Justitie van de EU. Het Hof beantwoordde deze vragen afgelopen februari: het toetsingskader dat geldt voor de beoordeling of sprake is van een reëel gevaar van schending van het recht op een onafhankelijk gerecht is van toepassing.