De rechtbank oordeelt dat de uitlatingen van de verdachte in de video als poging tot uitlokking van moord, opruiing en bedreiging moeten worden gezien. De woorden die de verdachte heeft gebruikt zijn ondubbelzinnig: hij stelt een aanzienlijk geldbedrag in het vooruitzicht om een concrete handeling te verrichten, namelijk het doden van Wilders. Dit vond plaats in een periode waarin – met name in Pakistan – felle demonstraties tegen Wilders plaatsvonden, waarin Nederlandse vlaggen werden verbrand en ook andere personen opriepen om Wilders om het leven te brengen. Het was dan ook verre van ondenkbaar dat iemand – waar dan ook ter wereld – zich geroepen zou voelen om gevolg te geven aan deze oproep.
De verdachte heeft door zijn handelen in de eerste plaats een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Wilders. In een periode waarin haat en bedreigingen tegen Wilders vanwege de aangekondigde cartoonwedstrijd al zeer vruchtbare bodem vonden, heeft de verdachte nog meer olie op het vuur gegooid en mensen zelfs aangespoord om Wilders te doden.
Ook vormt het handelen van de verdachte een inbreuk op de Nederlandse democratische rechtsstaat. De uitingen van de verdachte dragen niet alleen bij aan haat en dreiging tegenover Wilders zelf, maar dragen ook het risico met zich dat het vrije woord in Nederland op onacceptabele wijze wordt beperkt en dat leden van de volksvertegenwoordiging niet meer vrij zijn om hun essentiële taak binnen de democratische rechtsorde uit te oefenen. De rechtbank weegt dit bij het bepalen van de strafmaat in grote mate mee. Met deze straf beoogt de rechtbank ook een voorbeeld te stellen. Niet alleen voor deze verdachte, maar ook voor anderen moet duidelijk zijn dat dergelijke feiten tot zeer hoge straffen kunnen leiden.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 12 jaren, precies zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden en legt deze daarom op aan de verdachte.