De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord. De verdachte heeft zowel het delict als zijn vlucht grondig voorbereid. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verdachte al een dag voor het schietincident bezig was met het onder een andere naam huren van de auto, kennelijk om te voorkomen dat hij direct aan het incident zou worden gelinkt.
Op de dag van het schietincident heeft de verdachte in de ochtend verdere voorbereidingen getroffen, waaruit blijkt dat hij voornemens was om te vluchten na het incident: hij heeft de spullen die hij mee wilde nemen naar Turkije in zijn auto geplaatst en is aan het begin van de middag naar de Nederlandse Kluis gereden om zijn Rolex op te halen. De verdachte heeft ook een groot contant geldbedrag bij zich gestoken. Ook blijkt dat hij op de dag van het schietincident in de middag en in de avond, met de auto in de richting van de woning van het slachtoffer is gereden, waarbij hij in de middag meerdere rondjes heeft gereden in de buurt. Er waren aldus vele momenten waarop de verdachte zich had kunnen beraden en had kunnen afzien van zijn voornemen om het slachtoffer van het leven te beroven. Dat heeft hij niet gedaan.
De verdachte heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. De ouders en de broers van het slachtoffer heeft hij onbeschrijflijk leed aangedaan. Zij zullen moeten leven met het pijnlijke gemis van een zeer dierbare zoon en broer en zijn door de laffe daad van de verdachte getekend voor het leven. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat de verdachte op geen enkel moment daadwerkelijk empathie heeft getoond voor het slachtoffer en zijn familie.
De rechtbank vindt een celstraf van 20 jaar passend. Daarnaast krijgt hij een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd waardoor hij na de celstraf onder toezicht komt te staan zo lang als nodig is. Ook moet hij de nabestaanden een schadevergoeding betalen van ruim 40.000 euro.