Dat concurrenten vanwege het bestaan van een octrooi niet met concurrerende producten op de markt komen, betekent niet dat een octrooihouder meteen aansprakelijk is als dat achteraf ten onrechte blijkt te zijn geweest. Als een octrooihouder zonder meer het risico draagt voor een achteraf ongeldig bevonden octrooi, zou de prikkel om uitvindingen te blijven doen, kunnen verminderen. Dat is ongewenst omdat met het stimuleren van uitvindingen ook het algemeen belang wordt gediend.
De rechtbank verwijt AstraZeneca in deze zaak wél dat zij één van haar concurrenten actief van de Nederlandse markt heeft geweerd door een in kort geding verkregen inbreukverbod aan die concurrent te betekenen. Met betekening wordt te kennen gegeven dat dwangsommen betaald moeten worden als de concurrent toch met het product op de markt komt. Hierdoor wordt de concurrent gedwongen zich aan het inbreukverbod te houden. Dat is volgens vaste rechtspraak onrechtmatig als zo’n (voorlopig gegeven) verbod achteraf gezien ten onrechte blijkt te zijn gegeven.
Deze handhavingsactie van AstraZeneca heeft directe gevolgen gehad voor alle andere concurrenten op de markt. Hierdoor is, tot het moment dat het octrooi ongeldig bleek te zijn, namelijk geen enkele concurrent met een vergelijkbaar medicijn op de markt gekomen, terwijl zij daartoe wel in staat waren en daarvoor ook alle voorbereidingen hadden getroffen.