De toezichthouder van de AIVD, de CTIVD, concludeerde eerder dat de berichtgeving van de inlichtingendienst op een aantal punten onrechtmatig was. De rechtbank komt tot ditzelfde oordeel. Deze onrechtmatige onderdelen zijn van wezenlijk belang voor de algehele strekking van de inhoud van de berichtgeving, vindt de rechtbank. Met de onrechtmatige passages wordt het beeld opgeroepen dat er sprake is van een ernstige en acute zorgwekkende situatie bij het SIO en de school, terwijl de aanwijzingen van de AIVD zagen op een situatie die mogelijk in de toekomst zou kunnen ontstaan. Het valt niet uit te sluiten dat, als de andere overheidsorganen op de hoogte waren geweest van de juiste context van de dreiging (een risico dat zich op termijn zou kunnen manifesteren), zij op een andere wijze zouden hebben gehandeld.
Het kan volgens de rechtbank niet anders, gelet op de brief die de NCTV in maart 2019 naar de burgemeester van Amsterdam stuurde en de uitspraken van de minister-president in het vragenuurtje met de pers, dan dat de Staat de groei van de school op oneigenlijke wijze wilde belemmeren.
De rechtbank oordeelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld in de periode van februari 2019 tot januari 2020. Na januari 2020 heeft de Staat de school niet meer in verband gebracht met het salafisme of de radicale islam in algemene zin. De onrechtmatige daad is daarmee geëindigd, oordeelt de rechtbank. Het is aannemelijk dat door het onrechtmatig handelen van de Staat het aantal inschrijvingen is achtergebleven bij de prognoses, en dat het SIO dus schade heeft geleden. De Staat moet het SIO daarvoor een nog nader op te maken vergoeding betalen.