Laden...

Terugkeerbesluit derdelanders blijft in stand

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Terugkeerbesluit derdelanders blijft in stand
Den Haag, 27 maart 2024

Het besluit van de staatssecretaris dat derdelanders moeten terugkeren naar land van herkomst, blijft in stand. Dat heeft de rechtbank Den Haag bepaald. De drie derdelanders hadden een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne, maar vluchtten door de oorlog naar Nederland. De Raad van State oordeelde in januari dat de tijdelijke bescherming voor derdelanders per 4 maart 2024 eindigde. De drie derdelanders verzochten de rechtbank van dit oordeel af te wijken. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. 

Tijdelijke bescherming derdelanders

Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak heeft de Raad van de Europese Unie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van toepassing verklaard. Dit was bedoeld om directe en tijdelijke opvang in de EU mogelijk te maken en om de verantwoordelijkheid voor mensen die Oekraïne ontvluchten eenvoudiger te verdelen tussen de lidstaten. Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een asielstatus of permanente verblijfsvergunning in Oekraïne vallen onder die richtlijn. Deze bescherming is meerdere keren automatisch verlengd tot maart 2024 en vervolgens heeft de Raad van de Europese Unie na een heroverweging de bescherming nogmaals verlengd tot maart 2025. Nederland heeft er zelf voor gekozen de richtlijn ook toe passen op niet-Oekraïense derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden toen daar de oorlog uitbrak, waaronder de drie derdelanders in deze zaken.

In eerste instantie wilde de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de bescherming van deze derdelanders beëindigen op 4 september 2023. De hoogste bestuursrechter in vreemdelingenzaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft in een uitspraak van 17 januari 2024 geoordeeld dat de Staatssecretaris de bescherming niet op 4 september 2023 mocht beëindigen. De Raad van State oordeelde echter ook dat de tijdelijke bescherming van deze derdelanders van rechtswege eindigt op 4 maart 2024.

Brieven en terugkeerbesluit

De Staatssecretaris heeft de derdelanders vervolgens brieven gestuurd over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State voor hun verblijfsrecht in Nederland. Daarin staat dat de derdelanders na 4 maart 2024 geen verblijfsrecht meer hebben op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Derdelanders die nog een asielprocedure hebben, mogen de beslissing van de Staatssecretaris in Nederland afwachten. Ook heeft de Staatssecretaris tegen veel derdelanders een terugkeerbesluit uitgevaardigd. 

Veel derdelanders zijn een procedure gestart bij de rechtbank, zowel tegen de brieven als de terugkeerbesluiten. De rechtbank doet vandaag uitspraak in de procedures van drie derdelanders. In alle drie de zaken vinden de derdelanders dat de rechtbank van het oordeel van de Raad van State moet afwijken. Volgens hen hebben ze tot 4 maart 2025 tijdelijke bescherming. 

Oordeel rechtbank

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Raad van State. Omdat de Staatssecretaris de derdelanders in eerste instantie wel bescherming bood volgens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, vielen zij onder alle automatische verlengingen van die bescherming. Het later genomen verlengingsbesluit waar het nu om gaat is echter genomen op basis van een nieuwe beoordeling van de situatie in Oekraïne. Ook de Staatssecretaris mocht daarom nu opnieuw bepalen of derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning nog steeds onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming moesten vallen. De Staatssecretaris had daarvoor al aangegeven de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders te willen beëindigen. In navolging van de Raad van State concludeert de rechtbank dat de tijdelijke bescherming van de derdelanders op 4 maart 2024 van rechtswege is afgelopen. 

In de zaken waarin de derdelanders zijn opgekomen tegen de brieven die de Staatssecretaris heeft gestuurd, oordeelt de rechtbank dat dit geen besluiten zijn waartegen procedures kunnen worden gestart.

Uitspraken