De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot uitlokking van moord, opruiing tot moord met een terroristisch oogmerk en bedreiging in zijn hoedanigheid van een lid van de Tweede Kamer met moord met een terroristisch oogmerk.
De verdachte heeft in verschillende uitlatingen in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat Wilders volgens hem moet worden gedood.
Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van het gezag dat hij als geestelijk en politiek leider heeft ten opzichte van zijn volgelingen. Het ligt voor de hand dat de uitspraak van de verdachte dat Wilders de Profeet heeft beledigd, bij zijn volgelingen zeer gevoelig ligt. Het is dan ook aannemelijk dat de volgelingen de oproep tot het doden van Wilders serieus nemen en daaraan daadwerkelijk gevolg kunnen geven. Dat geldt des te meer nu de verdachte zijn volgelingen beloningen in het hiernamaals en de liefde van de Profeet voor deze daad in het vooruitzicht heeft gesteld.
De rechtbank oordeelt dat de verdachte bij de opruiing en bedreiging een terroristisch oogmerk had. In een toespraak tijdens een bijeenkomst met de naam 'Dood aan Holland Conferentie', maakte de verdachte het duidelijk dat hij zich niet alleen richt tot de persoon Wilders, maar ook tot het Nederlandse (politieke) systeem. Het geldende systeem moet – zoals de verdachte zegt – ‘dood’. Hij wil daarmee niet alleen een belediger van de Profeet bestraffen, maar ook het systeem waarin die belediging is toegelaten, ontwrichten.
Het oogmerk van de verdachte was verder gericht op Wilders in zijn hoedanigheid als Tweede Kamerlid. De gedane bedreigende uitlatingen kunnen zonder meer dienen om de geesten van volgelingen en toehoorders rijp te maken om het strafbare feit te gaan plegen. De uitlatingen zijn via verschillende sociale media gedeeld en sommige uitingen waren in het Engels.
De verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Wilders. Wilders heeft tijdens de zitting bewogen en indringend verklaard over hoe groot de impact is op zijn werk en privéleven en dat van zijn echtgenote. Hij wordt al bijna twintig jaar in vergaande mate in zijn vrijheid beperkt vanwege continue beveiliging en het wonen in een safe house. De rechtbank vindt een celstraf van veertien jaar passend en geboden. Dat is gelijk aan de eis van het Openbaar Ministerie.