Een gokzuil bestond uit een computer met daarop speciale software. Deze computers werden door de organisatie bij de diverse horecagelegenheden en winkels geplaatst. Een lid van de organisatie maakte met de betreffende ondernemer afspraken over de verdeling van de winst. De klant (de gokker) betaalde over het algemeen een contant geldbedrag aan de ondernemer en kon via de gokzuil op sportwedstrijden gokken, veelal een voetbalwedstrijd. Bij succes voor de klant werd het bedrag door de ondernemer contant aan de klant uitgekeerd.
De leden van de criminele organisatie installeerden de software op de computers. Vaak stonden bij de afzonderlijke ondernemers meer dan één computer waarop gegokt kon worden. De organisatie kon op afstand zien hoeveel er per gokzuil was omgezet en wat de eventuele winst of verlies was. Als de organisatie zag dat er veel omzet was gemaakt bij een ondernemer, ging er iemand bij de ondernemer langs om het contante geld op te halen. Daarna werd het overzicht van de desbetreffende gokzuil weer op nul gezet.
Als een ondernemer het door de klant gewonnen bedrag niet direct zelf contant kon uitbetalen, zorgde de organisatie ervoor dat er geld werd geleverd om dat alsnog te kunnen doen. De ondernemer moest dit 'geleende' geldbedrag terugverdienen. De organisatie fungeerde daarom in die zin ook als een financieel vangnet voor de ondernemers en creëerde zo een afhankelijkheidsrelatie.