De officier van justitie heeft in deze zaak 18 maanden celstraf geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een rijontzegging van 3 jaar. De rechtbank gaat gezien de omstandigheden en ingrijpende gevolgen voor de verdachte van dit ongeluk niet mee in deze eis, en vindt een onvoorwaardelijke celstraf niet op zijn plaats. Daarnaast is de redelijke termijn, de periode waarin een verdachte berecht moet worden, met 2 maanden overschreden. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot de maximale taakstraf van 240 uur en legt hem daarbij een voorwaardelijke celstraf op van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Ook is de verdachte 2 jaar zijn rijbewijs kwijt en moet hij een schadevergoeding betalen aan de familie van het slachtoffer.
Bekijk ook de themapagina verkeersmisdrijven.