1. witwassen (van 10 door Endstra betaalde geldbedragen, tussen december 2002 en januari 2004, in totaal ruim € 17.000.000,--)
Dit feit is bewezen. Volgens de rechtbank is enerzijds op grond van de dagboekaantekeningen van Endstra, de door hem gevoerde achterbankgesprekken, getuigenverklaringen en diverse bescheiden komen vast te staan dat de 10 betalingen door Endstra aan verdachte het gevolg zijn van afpersing van Endstra door W.H. Die gelden zijn dan ook van misdrijf afkomstig.
Anderzijds liggen aan deze betalingen door Endstra geen reële titels ten grondslag, zoals de vordering van verdachte tot terugbetaling van een lening aan HSIJ, de afkoop van een winstrecht (woningbouwproject bij jachthaven in IJmuiden) voor fl. 15.000.000 en de verkoop van de aandelen in een vennootschap van verdachte. Er zijn titels gecreëerd om geldstromen naar verdachte te legitimeren. Het kan niet anders dan dat verdachte dit geweten heeft. Hij hield zelf de betalingen bij en heeft (actief) meegezocht naar titels om de betalingen te legitimeren.
2. valsheid in geschrift (vervalsen van een overeenkomst tot zekerheidsstelling, zgn Escrow Agreement) en
3. oplichting (ter verkrijging van een krediet van de SNS Bank met gebruikmaking van de onder 2. bedoelde valse overeenkomst)
De rechtbank acht feit 2 bewezen, onder andere op basis van de bekentenis door verdachte. Feit 3 is volgens de rechtbank bewezen omdat het oorzakelijke verband tussen het inbrengen van de valse overeenkomst bij de SNS Bank en de afgifte van het krediet aangetoond is.
4. witwassen (van aandelen in een vennootschap van verdachte);
De rechtbank komt tot de conclusie dat deze aandelen zijn gefinancierd met een contante betaling aan verdachte van fl. 8,5 miljoen, waarvan de herkomst onbekend is en een betaling door Endstra van fl. 3 miljoen. De verklaring van verdachte dat de fl. 8,5 miljoen afkomstig is uit de verkoop van kunst acht de rechtbank op grond van diverse omstandigheden ongeloofwaardig. Het kan niet anders zijn dan dat dit geld van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit moet hebben geweten.
Met betrekking tot de fl. 3 miljoen afkomstig van Endstra vindt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat ook dat geld een criminele herkomst heeft onder meer omdat Endstra in die periode al in verband werd gebracht met xtc-handel en het witwassen van crimineel geld en verdachte een aantoonbaar onjuist verhaal heeft verteld over de reden voor deze betaling door Endstra. Verdachte moet hebben geweten dat ook dit geld van misdrijf afkomstig was.
5. belastingfraude (laten opmaken van valse facturen, en verwerken in administratie om belasting te ontduiken).
Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan het opmaken van valse facturen en het verwerken daarvan in de administratie van zijn bedrijven, die daardoor ten onrechte terugbetaling van omzetbelasting hebben geclaimd.
6. valsheid in notariële akte (verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan het door één van zijn vennootschappen laten opnemen van een valse koopsom in een notariële akte).
De rechtbank acht dit feit bewezen op grond van de verklaring van een medeverdachte, een getuige alsmede diverse documenten waaronder een vertrouwelijke brief aan verdachte van 13 september 2001.