Het dodelijke ongeval gebeurde op de Amsterdamseweg waar maximaal 80 kilometer per uur mag worden gereden. Een dag ervoor beleefde de verdachte zijn eerste werkdag als bezorger van een supermarkt. In de avond en vroege ochtend gebruikte hij heroïne, methadon en cocaïne. Vervolgens is hij weer als bestuurder van de bestelbus de weg op gegaan. Tegen het einde van zijn dienst viel hij in slaap. De bus raakte op de verkeerde weghelft en botste frontaal op een personenauto. De vrouw die de personenauto bestuurde, overleed ter plaatse. De andere inzittende raakte gewond.
Ruim een uur na het ongeval is bij de verdachte bloed afgenomen waarbij sporen van morfine, methadon en cocaïne werden aangetroffen. De gemeten concentratie morfine kan volgens een deskundige forensische toxicologie worden verklaard door gebruik van heroïne. Over het algemeen heeft een hoeveelheid morfine zoals bij verdachte gemeten gevaarlijke negatieve gevolgen voor de rijvaardigheid, stelt de deskundige. De hoeveelheid methadon heeft een licht tot matig effect op de rijvaardigheid en de hoeveelheid cocaïne geen effect. De combinatie van morfine en methadon heeft een versterkende werking.
Op basis van deze onderzoeksresultaten concludeert de rechtbank dat de verdachte tijdens het ongeval onder invloed van stoffen was waardoor de rijvaardigheid nadelig werd beïnvloed.