Dirk mag als laatste nog wat zeggen, en dat doet de Heldenaar graag. ‘Ik kwam bij het pleintje aanrijden en ik stond midden op het fietspad. Ik zag de ambulance staan en heb mijn auto ernaast gezet. Er zat veel ruimte tussen. Ik heb op de afstandsbediening gedrukt en de slagboom ging open, maar de ambulance ging niet vooruit. Er zat niemand in. Ik had toen mijn auto op slot moeten doen en naar boven moeten gaan. Ik ben blijven wachten. “Van wie is die grijze auto”, riepen de ambulancebroeders. “Die is van mij, en is die gele van jullie?” “Die auto moet je weghalen, en wel vlug”, zeiden ze. Ik begreep niet waarom. Ik kon niet achteruit, want die weg is hartstikke druk. Voordat ik in mijn auto stapte, zei een broeder: “We pakken wel een andere route met de brancard.” Nu hoefde ik ook mijn auto niet meer weg te halen. Ik heb weer gewacht, en toen stoof de politie het parkeerpleintje op. Ik heb vervelende opmerkingen gemaakt, maar ik heb niemand bedreigd.’