Volgens O2 Health is het ontvangen voorschot van 45 miljoen euro volledig besteed aan de inkoop van mondmaskers en clips, aan kosten voor transport, opslag, testen en juridische bijstand en aan de Belastingdienst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter plaatst de Staat hier terecht vraagtekens bij. Het bestedingsoverzicht en de onderliggende bankafschriften van O2 Health vragen om een nadere uitleg.
Ook de door O2 Health in 2021 verstrekte geldlening roept vragen op, omdat daarmee geld van O2 Health op afstand is gezet en er in die tijd al sprake was van een langlopend geschil tussen partijen over de geleverde mondmaskers. De bestuurder heeft over deze vragen geen duidelijkheid verschaft, terwijl die informatie wel van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of het onverhaalbaar blijven van de vordering van de Staat op O2 Health (ten dele) is veroorzaakt door betalingsonwil van de bestuurder.
De Staat heeft belang bij het voortduren van de beslagen, gelet ook op de omvang van zijn vordering en het aangekondigde hoger beroep. De Staat heeft gemotiveerd aangevoerd dat de vrees bestaat dat vermogensbestanddelen bij opheffing van de beslagen zullen verdwijnen, in het bijzonder de banksaldi.
Afweging van de wederzijdse belangen van partijen, waarbij het vonnis van 28 februari 2024 en de nieuw beschikbare informatie zijn betrokken, brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van de Staat bij handhaving van de beslagen zwaarder moet wegen dan het belang van de bestuurder bij de opheffing daarvan.