Deskundigen hebben vastgesteld dat bij de 16-jarige verdachte sprake is van verschillende stoornissen. Ze hebben geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank neemt dat advies niet over en legt aan verdachte, naast de 282 dagen jeugddetentie, een voorwaardelijke PIJ-maatregel op. Dit is in lijn met de eis van de officier van justitie en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit behandelkader is naar het oordeel van de rechtbank het meest passend, kijkend naar de problematiek bij verdachte. Aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt een proeftijd van twee jaar gekoppeld. Hij moet zich houden aan verschillende voorwaarden: de verdachte verblijft en wordt behandeld in een instelling voor mensen met complexe problematiek, mag geen contact hebben met zowel de medeverdachte als het slachtoffer en mag gedurende een periode van zes maanden niet in Haarlem en Amsterdam zijn. Omdat hij nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep, krijgt hij ook een werkstraf opgelegd.
De 17-jarige verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. De rechtbank weegt in zijn voordeel mee dat hij bij de politie en tijdens de zitting grotendeels openheid van zaken heeft gegeven. Hij krijgt een jeugddetentie van 105 dagen opgelegd waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zitten verschillende voorwaarden verbonden. Zo moet de verdachte meewerken aan een behandeling en aan begeleiding door een coach en mag hij geen contact hebben met de medeverdachte en het slachtoffer. Daarnaast moet hij een werkstraf van 100 uren verrichten.
De twee verdachten worden daarnaast veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 81.000 euro. Hiervan is ruim 66.000 euro materiële schade en 15.000 euro immateriële schade.