Uit onderzoek naar haar mobiele telefoon bleek dat ze volgens de tijdsaanduiding in de telefoon zeven seconden voor het ongeluk een bericht op WhatsApp heeft gelezen en drie seconden voor het ongeluk begon ze met typen van een nieuw bericht. Daar is ze volgens de gegevens in de telefoon een seconde na het ongeluk abrupt mee gestopt. Hoewel de rechtbank rekening houdt met een onzekerheidsmarge van enkele seconden, valt het tijdstip waarop de verdachte is gestopt met typen min of meer samen met het tijdstip waarop het ongeluk plaatsvond. Ongeveer een minuut na het ongeluk heeft de verdachte gebeld met haar ex-vriend, zoals zij zelf ook heeft verklaard tijdens de zitting. Ook is gebleken dat de verdachte 35 WhatsApp-berichten heeft gewist die waren verstuurd en ontvangen van kort voor het ongeluk tot een uur erna.
Bij het eerste politieverhoor ontkende de verdachte te hebben geappt met haar mobiele telefoon terwijl ze aan het autorijden was. Maar daar kwam ze maanden later op terug toen ze werd geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek naar haar mobiele telefoon. Daarna verklaarde ze dat ze tijdens de rit wel heeft geappt, maar niet ten tijde van het ongeval. Het slachtoffer stelt dat hij de verdachte in haar auto van achteren zag naderen en dat ze daarbij pas op het laatste moment afremde en probeerde uit te wijken.