In de wet is geregeld dat een hypotheekhouder (dat is meestal een bank of andere geldverstrekker) het recht van parate executie heeft. Dat betekent dat een hypotheekhouder, wanneer de schuldenaar in verzuim is met de betaling van de hypotheeklasten, bevoegd is het onderpand in het openbaar te verkopen en de opbrengst te gebruiken voor de aflossing van de hypotheekschuld. Dit openbaar verkopen wordt ook ‘executoriaal verkopen’ genoemd. Voor het executoriaal verkopen van het onderpand heeft de hypotheekhouder geen voorafgaande toestemming van de rechtbank nodig.
Dat brengt mee dat u (als schuldenaar) - als u het niet eens bent met het in gang zetten van de executoriale verkoop van het onderpand door de hypotheekhouder - zelf een kortgedingprocedure moet starten bij de voorzieningenrechter, waarin u stopzetting van de executie vordert. Zo'n kort geding wordt ook wel aangeduid als 'executiegeschil'. Voor het instellen van een dergelijke procedure heeft u een advocaat nodig.