De verdachte reed op 13 mei vorig jaar vroeg in de ochtend vanuit België naar Tilburg, waar hij met zijn bedrijf bezig was aan een bouwproject. In Bergeijk raakte hij met zijn bestelbus een tegemoetkomende wielrenner. Het slachtoffer overleed door de aanrijding.
Volgens de verdachte heeft hij de wielrenner niet aan zien komen. De rechtbank oordeelt op basis van politieonderzoek en getuigenverklaringen dat hij niet voldoende heeft rechts gehouden en deels op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer reed. Hij wist of had moeten vermoeden dat dit voldoende is om tegemoetkomend verkeer in gevaar te brengen. Volgens de rechtbank was voor hem dan ook voorzienbaar dat hij een ongeval zou kunnen veroorzaken. De verdachte had anders kunnen en moeten handelen dan hij gedaan heeft. Door dit na te laten heeft de verdachte onvoorzichtig en onoplettend gereden en daarvoor is hij strafbaar.
De verdachte heeft de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. De gevolgen van het verkeersongeval zijn voor hen enorm. De 4 dochters van het slachtoffer, die op jonge leeftijd hun moeder verloren, moeten nu ook hun vader missen. De rechtbank is er anderzijds van overtuigd geraakt dat ook de verdachte zelf gebukt gaat onder het onomkeerbare gevolg. Hij heeft meerdere keren (met hulp van de politie) geprobeerd in contact te komen met de nabestaanden om hen zijn spijt en medeleven te betuigen. In alle omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de oriëntatiepunten voor soortgelijke verkeersovertredingen. Naast een taakstraf legt de rechtbank een deels voorwaardelijke rijontzegging op om te proberen zijn rijgedrag te beïnvloeden en daarmee te voorkomen dat hij opnieuw een fout in het verkeer begaat.