De man verleende op 11 juni vorig jaar in Drunen geen voorrang aan een tegemoetkomende vrachtwagen met oplegger. De man verklaarde dat hij deze vrachtwagen niet had gezien en is vervolgens bij het linksaf slaan in aanrijding gekomen met de vrachtwagen. De passagier die naast de man in de auto zat, raakte gewond en overleed.
Volgens de officier van justitie maakte de man zich schuldig aan de zwaarste verkeersovertreding. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een verkeersovertreding, omdat de verdachte geen voorrang verleende. Maar om de man voor de zwaarste overtreding te kunnen veroordelen, moet er op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank oordeelt dat daarvan geen sprake is, hoe ernstig de gevolgen van die ene verkeersfout ook zijn. Het betoog van de officier van justitie dat de man de vrachtwagen had kunnen zien, maakt dit niet anders. Kennelijk heeft de man niet goed genoeg gekeken. Dat is wat de rechtbank hem verwijt en de rechtbank veroordeelt hem voor het veroorzaken van het ongeval.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat de verdachte door zijn verkeersfout onherstelbaar leed voor de nabestaanden heeft aangericht. Tegelijkertijd heeft het ongeval ook op de man een enorme impact gehad. Hij is vanwege de gebeurtenis onder behandeling van een psychiater. Bovendien ziet de man het door hem aan de nabestaanden aangedane leed in en toonde hij oprecht berouw.