De rechtbank oordeelt dat de ouderlingen en de Jehovah’s Getuigen geen beroep kunnen doen op het verschoningsrecht. Er is in dit geval geen sprake van een geheimhoudingsplicht die hoort bij de vertrouwensrelatie die geestelijke zorg- en hulpverleners hebben met de hulpvrager.
De informatie die binnen het rechterlijk comité wordt gedeeld, wordt niet aan de ouderlingen toevertrouwd in hun rol als hulpverlener, maar in hun rol als lid van het rechterlijk comité. Bij het melden van seksueel misbruik binnen de Jehovah’s Getuigen zijn ouderlingen, onafhankelijk van de vraag wie die melding maakt, dus geen geestelijk verzorgers die aan anderen hulp verlenen.
Bovendien kan niet worden gezegd dat de geheimen die hulpzoekenden aan de ouderlingen toevertrouwen niet met anderen binnen de gemeenschap worden gedeeld. De geheimhoudingsplicht van een ouderling is niet absoluut, zo blijkt ook uit de statuten van het kerkgenootschap.