Beide vrouwen zijn uitvoerig verhoord door de politie. Bij deze verhoren was sprake van suggestieve vraagstelling, gebrek aan doorvragen en beïnvloeding door de verhoorders. De ene vrouw vertelde eerst dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte, maar dat verdachte haar had bestolen. In de latere verhoren ging zij mee in de haar telkens voorgehouden suggesties van de verhoorders dat de man haar gedwongen had. Onderzoek door professor Van Koppen naar de betrouwbaarheid van haar verklaringen leidt de rechtbank tot de conclusie dat haar verklaringen door de manier van verhoren niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
De andere vrouw kwam om aangifte te doen van ontvoering van haar hond en van meerdere mishandelingen, niet van seksuele uitbuiting. De verhorende verbalisanten benadrukten echter meermalen dat zij wilden dat de vrouw aangifte deed van seksuele uitbuiting door de man. Er werd de indruk gewekt dat er een verband bestond tussen aangifte tegen de man en het terugkrijgen van de hond. Ook haar werd steeds voorgehouden dat de man haar had uitgebuit, hoewel zij daar zelf aanvankelijk anders over dacht. Al met al zijn daarmee ook de door haar afgelegde verklaringen niet bruikbaar voor het bewijs. Nu aanvullend bewijs ontbreekt, betekent dit dat de man voor beide gevallen van seksuele uitbuiting is vrijgesproken.