De zaak draait om plannen die de gemeente Zwolle heeft voor de ontwikkeling van het Noorderkwartier, gevat in het ROP. Onderdeel van die plannen is de herontwikkeling van de parkeergarage Noordereiland. De gemeente wil de garage slopen en het terrein herontwikkelen. In afwachting van de sloop van de garage wil de gemeente de parkeergarage vanaf 5 januari sluiten. De omwonende ging in bezwaar tegen het ROP en voorgenomen sloop van de parkeergarage bij de gemeente en vroeg, nadat de gemeente zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde, de rechter om met een voorlopige voorziening de sluiting van de parkeergarage tegen te houden.
De rechter oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van de gemeente terecht was, omdat het ROP net als de feitelijke beslissing tot sloop geen besluit is waartegen via bestuursrechtelijke procedures kan worden opgekomen. Het ROP is namelijk een visie die weliswaar verstrekkende gevolgen voor het Noorderkwartier zal hebben, maar deze heeft op zichzelf geen rechtsgevolgen. Rechtsgevolgen zijn er pas wanneer de gemeente bijvoorbeeld een omgevingsplan vaststelt of vergunningen verleent, waartegen dan op dat moment bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld. De sluiting van de parkeergarage volgt niet rechtstreeks uit het ROP: dit is een aparte beslissing van de gemeenteraad, waar de bestuursrechter zich niet over uit kan laten.