Als gevolg van de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, vond er tot 23 oktober 2019 geen evenredigheidstoets van die besluiten plaats. Er is geen sprake van verjaring nu de ouders pas op zijn vroegst vanaf 23 oktober 2019 hadden kunnen weten dat in deze besluitvorming ten onrechte geen rekening is gehouden met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank passeert verder de ontvankelijkheidsverweren van de Staat en het verweer dat de ouders geen belang hebben bij hun vordering. Daarbij overweegt de rechtbank onder meer dat de rechtsgang bij de bestuursrechter onvoldoende rechtsbescherming bood, zodat deze ouders bij de civiele rechter alsnog om rechtsbescherming kunnen vragen.