In juni 2021 probeerde een vrouw haar toenmalige vriend te doden door hem met een klauwhamer tegen zijn hoofd te slaan terwijl hij ’s middags even lag te slapen op bed. Zij wilde zichzelf van het leven beroven en – kort gezegd – haar vriend meenemen. Dit alles gebeurde onder hevige gemoedstoestanden, emoties en wanhoop. De rechtbank vindt een poging tot doodslag bewezen. In beginsel zou daarvoor een paar jaar gevangenisstraf passend zijn, maar de rechtbank wijkt hier van af vanwege een aantal bijzondere omstandigheden in deze zaak. De vrouw was namelijk tijdens het strafbare feit verminderd toerekeningsvatbaar door onder andere haar persoonlijkheidsstoornis. Hiervoor was zij al in april 2021 vrijwillig begonnen met behandelingen. Ook heeft de verdachte zichtbaar spijt betuigd in de rechtbank en aangegeven dat ze zich enorm schaamt. Het gaat nu veel beter met de vrouw. Ze volgt nog steeds vrijwillig behandeling. Ze woont in een beschermde woonvorm. Er is zorg beschikbaar en ze wordt begeleidt. Verder heeft ze een inkomen en een dagbesteding. Een gevangenisstraf zou de goede ontwikkelingen van de verdachte weer overhoop gooien en daarom legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar. Tijdens de proeftijd staat ze onder toezicht van de reclassering. Dat biedt haar nog 3 jaar lang een extra mogelijkheid om hulp te vragen en kan haar beschermen als zij weer in een partnerrelatie komt waar haar problematiek op kan spelen.

De rechtbank heeft 1 jaar gevangenisstraf opgelegd aan 2 verdachten die zich onrechtmatig bevonden op een haventerrein. Het is strafbaar om je te bevinden op een besloten plaats voor distributie en opslag van goederen van een haven, luchthaven of spoorwegemplacement zonder dat je daar iets te zoeken hebt. Die mensen zijn daar namelijk vaak om ergens drugs of andere illegale goederen uit te halen. Zij worden ook wel uithalers genoemd. De verdachten in deze zaak zijn in de nacht op een haventerrein gekomen door een gat te graven en onder het hek door te klimmen. Op het terrein werden verder twee sporttassen gevonden: één met gereedschappen en één met daarin vergelijkbare tassen. Uit bewijs in het dossier volgt volgens de rechtbank dat die tassen van de verdachten waren. De gevonden gereedschappen kunnen worden gebruikt om door wanden en plafonds van reefercontainers te zagen en de plafonds te openen. In de plafonds van dat soort containers worden vaak pakketten met verdovende middelen verstopt. Verder is op de telefoon van één van de verdachten gezocht naar een schip dat die dag in de haven was aangekomen. Het staat volgens de rechtbank dan ook vast dat de verdachten op het terrein waren met een criminele intentie, namelijk om goederen uit containers te halen die per schip naar het haventerrein zijn vervoerd. Met het uithalen van drugs uit een container op een haventerrein zijn flinke geldbedragen te verdienen. Er kan van worden uitgegaan dat het uithalen steeds in opdracht van een criminele organisatie gebeurt. Een afschrikwekkende straf is daarom nodig en dat effect kan volgens de rechtbank alleen worden bereikt met een forse gevangenisstraf. Een taakstraf en een voorwaardelijke straf zijn daartoe onvoldoende volgens de rechtbank.

Lees de volledige uitspraken:
ECLI:NL:RBZWB:2022:7476
ECLI:NL:RBZWB:2022:7475