Het hof heeft in de maanden september en oktober van 2025 een (derde) regieronde ingelast. De aanleiding daarvan was een wijziging in de samenstelling van het hof, als gevolg van het in juni jl. toegewezen verschoningsverzoek van de toenmalige oudste raadsheer. Het bestuur van het hof heeft daarop in de zomer van 2025 de behandeling van de zaak aan een andere raadsheer toegedeeld. Na een schriftelijke voorbereiding zijn de zittingen van 29 september en 2 oktober jl. benut voor het behandelen van verzoeken, die door de verdediging in een aantal zaken zijn gedaan. Het gaat daarbij om verzoeken tot nader onderzoek en het horen van getuigen.
Eerder, op 7 oktober jl. heeft het hof de beslissingen op één onderwerp alvast gegeven. Daarbij ging het om informatie die in eerste aanleg wél in het dossier van de kroongetuige was gevoegd, maar niet ook in de dossiers van de andere verdachten. Het hof heeft op 7 oktober jl. beslist dat het noodzakelijk is, dat die informatie (voor zover relevant) wordt gedeeld met de verdediging in de andere zaken. Het ging daarbij om gevoelige informatie, die in verband kan worden gebracht met het kroongetuigentraject dat in deze zaak is gevolgd. Omdat er ook belangen veiligheid en afscherming aan de orde zijn heeft het Openbaar Ministerie de stukken waarin die informatie is vastgelegd eerst daarop beoordeeld en op onderdelen onleesbaar gemaakt. Vervolgens heeft het hof aan de verdediging in de zaken de gelegenheid tot kennisneming daarvan geboden.
Waarop is nu beslist?
De aanleiding voor de verdediging in een aantal zaken om in deze ingelaste regieronde verzoeken te doen is divers. Er zijn juridisch-technische overwegingen aangevoerd, die samenhangen met het gegeven dat vanwege de gewijzigde samenstelling van het hof het onderzoek in september jl. opnieuw is aangevangen. Gevolg daarvan is, dat een aantal eerder gedane verzoeken waarop het hof al eerder heeft beslist in deze ronde nogmaals zijn gedaan. In sommige gevallen heeft de verdediging de onderbouwing daarvan geactualiseerd. En de gelegenheid is ook benut om verzoeken te doen, die nog niet eerder zijn gedaan.
De meest in het oog springende onderwerpen van verzoeken van de verdediging zien op PGP-bewijs, de kroongetuige (zowel de rechtmatigheid van de door het Openbaar Ministerie gevolgde procedure, als de betrouwbaarheid van zijn verklaringen), en op de rechtmatigheid van de overbrenging van verdachten vanuit het buitenland naar Nederland, met het oog op hun strafvervolging in Marengo. Daarnaast zijn er nog veel andere verzoeken gedaan. Op een aanzienlijk aantal daarvan is door het hof – al dan niet andermaal – afwijzend beslist. Maar er is ook onderzoek bevolen, ambtshalve door het hof, of op verzoek van de verdediging Bijvoorbeeld het verhoor van officieren van justitie (door de raadsheer-commissaris), en een aanvullend verhoor van de kroongetuige (ter terechtzitting van het hof, op een nader te bepalen moment). Alle verzoeken en beslissingen zijn terug te vinden in het proces-verbaal van de zitting van 3 november jl. De publicatielink daarvan is onder deze samenvatting terug te vinden.
De zaak tegen T.
Ook in de zaak tegen de verdachte T. heeft het hof beslissingen gegeven, die het hof eerder had uitgesteld. Het gaat dan om de onderwerpen PGP-bewijs, de kroongetuige en de kwestie van observatie van advocaten, in juni 2019 op reis naar en verblijvend in Dubai, de zogenoemde Dubai-observatie. Dat nu wél is beslist komt door de samenhang met andere zaken, waarin het hof in deze regieronde heeft beslist op verzoeken die over die onderwerpen zijn gedaan. En ook in zijn zaak heeft het hof bevolen, dat die hierboven bedoelde stukken uit het dossier van de kroongetuige in het dossier van T. worden gevoegd.
En het hof heeft de stand van zaken van de rechtsbijstandsverlening in zijn zaak weer opgemaakt. En die stand van zaken is niet rooskleurig. Gerekend vanaf de eerste zitting in hoger beroep (8 april 2024) is de behandeling van (ook) de zaak tegen T. inmiddels 19 maanden onderweg. Daarvan heeft het hem 10 maanden ontbroken aan rechtsbijstandverlening in de strafzaak. Dat is eerst en vooral voor de verdachte T. problematisch. Die gemankeerde rechtsbijstandverlening vertraagt de voortgang van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep. In zijn zaak is het nog niet tot een afsluitende regiezitting kunnen komen. De voortgang van de behandeling is al haperend blijven steken, en zijn zaak draait nog steeds, en ondertussen onverantwoord lang, stationair. Het zicht op het moment waarop in de zaak tegen T. eindbeslissingen worden gegeven is in de tijd bezien voor het hof niet meer dan een onzeker vergezicht.
De Raad voor Rechtsbijstand, deze keer met ondersteuning van het landelijke Dekenberaad van de Nederlandse Orde van Advocaten, is de voorbije maanden doende geweest om een oplossing te vinden voor dit terugkerende probleem. Daaraan heeft dat Dekenberaad een onorthodoxe bijdrage geleverd, door met het oog op rechtsbijstandverlening aan de verdachte T. alle in Nederland als strafrechtadvocaten geregistreerde leden van de Orde aan te schrijven.
Heeft het Dekenberaad naar aanleiding van een rappel van het hof op 17 oktober jl. nog laten weten, dat binnen de beperkte mogelijkheden die er zijn een maximale inspanning wordt geleverd, op 31 oktober jl. heeft het Dekenberaad aan het hof als het resultaat van die inspanning gemeld, dat er voor aan de verdachte T. in de strafzaak te verlenen rechtsbijstand geen serieuze kandidaten beschikbaar zijn. En dat gegeven heeft de Raad voor Rechtsbijstand tot de conclusie gebracht, dat door die Raad geen raadsman aan de verdachte T. kan worden toegevoegd.
Bij die stand van zaken ontbreekt het, ondanks die door het Dekenberaad als maximaal gekwalificeerde inspanning, aan enig zicht op hernieuwde rechtsbijstandverlening in de strafzaak aan de verdachte T. Het hof zal op korte termijn deze stand van zaken met de verdachte T. bespreken.
De voortgang van het onderzoek in hoger beroep in alle zaken
Als gezegd heeft het hof veel verzoeken die het eerder heeft afgewezen ook nu afgewezen. Waar het gaat om het verhoor van officieren van justitie als getuigen, heeft het hof die verhoren opgedragen aan de raadsheer-commissaris in het hof. Zodra die verhoren zijn afgerond zullen de processen-verbaal die daarvan worden opgemaakt door de raadsheer-commissaris aan het hof worden verstrekt. Het vervolg van de behandeling ter zitting is voorzien in december as. Dan zullen getuigen worden gehoord, door het hof ter terechtzitting. In de eerste helft van 2026 zijn zittingen voorzien in februari (week 6), maart (weken 11 t/m 13), en mei/juni (weken 21 t/m 23). De invulling van die zittingsdagen worden te zijner tijd bekendgemaakt.
Publicatielink:
ECLI:NL:GHAMS:2025:2953