Laden...

Zittingsblok 3 in het hoger beroep Marengo: 23 sept - 3 okt 2024

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksBekende rechtszaken > Strafzaak Marengo > Zittingsblok 3 in het hoger beroep Marengo: 23 sept - 3 okt 2024

> Zie hier de hoofdpagina over het hoger beroep in de zaak Marengo

Inleidend

Het hof heeft met de behandeling in hoger beroep van de strafzaken onder de noemer Marengo een aanvang gemaakt op 8 april van dit jaar. Op die dag en aan aantal daarop volgende zittingsdagen zijn in een aantal zaken preliminaire verweren gevoerd en zijn verzoeken gedaan. Een maand later, op 8 mei, heeft het hof op die verweren beslist en heeft het de beslissing op een verzoek aangehouden. In de maanden juni en juli is vervolgens aan de verdediging in alle zaken de gelegenheid geboden ter (regie)terechtzitting verzoeken te doen, welke gelegenheid na een daartoe gehouden schriftelijke voorbereiding in alle zaken is benut. Op 19 juli jl. is op een aanzienlijk aantal verzoeken door het hof beslist, en zijn beslissingen op verzoeken die zien op onder meer de onderwerpen PGP-bewijs en kroongetuige aangehouden. Met het oog op de verdedigingsbelangen in de zaken waarin sprake is van opvolgende rechtsbijstand heeft het hof in de maanden september en oktober een aantal nadere (regie)terechtzittingen geagendeerd met het oog op het kunnen doen van (nadere) verzoeken. 
Die gelegenheid is door de verdediging in een aantal zaken benut. Het hof beslist heden – behoudens enkele verzoeken die eerder in de zaak tegen R.T. zijn gedaan – op al die verzoeken, waarmee de regiefase in beginsel is afgesloten. 

In beginsel, omdat de continuïteit van de verdediging in de zaak tegen die verdachte R.T. gebrekkig is gebleken. Nadat de eerste ronde van regie is gevoerd is hij tot op heden (in de strafzaak) van rechtsbijstand verstoken. Al eerder heeft het hof gememoreerd dat het onderwerp van rechtsbijstand heikel is gebleken. In zijn zaak is de verdediging in eerste aanleg opgevolgd door drie raadslieden, die op enig moment de verdediging hebben neergelegd, om die op een later moment toch weer op zich te nemen, en die vervolgens na de regiefase andermaal neer te leggen.
Het hof heeft vanzelfsprekend dit manco onder ogen gezien, en spant zich naar vermogen in om aan een oplossing bij te dragen, ook door daarvoor aandacht te vragen bij de algemeen deken van de Nederlands orde van advocaten. Naar redelijke verwachting moet worden aangenomen dat binnen afzienbare tijd die oplossing zal worden gevonden, mede doordat het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand zich op de voet van artikel 40 Sv inspant om een of meer raadslieden met het oog op rechtsbijstandverlening aan R.T. aan te wijzen. Wat de regievoering betreft zal te zijner tijd aan de opvolgende verdediging in die zaak de gelegenheid worden geboden nadere verzoeken te doen. Het hof heeft zich met het oog op het voortduren van de voorlopige hechtenis van T. zich ervan rekenschap gegeven of het voortduren daarvan in overeenstemming is met de strafvorderlijke regeling, waaronder de vraag naar het bestaan van gronden voor die hechtenis. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord.

Dit een en ander impliceert een onvermijdelijke vertraging in de behandeling van zijn zaak in hoger beroep. Daarmee is niet ook gezegd dat de behandeling van de andere zaken stil komt te liggen. Het hof zal op een nader te bepalen moment de voorgenomen behandeling van de zaken nader vormgeven, ook na afstemming met de advocaat-generaal en de verdediging in die zaken. Het hof heeft van meet af aan ingezet en blijft inzetten op een voortvarende behandeling van de zaken in hoger beroep, en het weet zich daarin gesteund door wat daarover door en namens een aantal van de onder de noemer Marengo terechtstaande verdachten is verklaard.

Hierna worden de meest in het oog springende onderwerpen weergegeven.

PGP-bewijs

Ten aanzien van de verzoeken met betrekking tot het onderwerp PGP-bewijs heeft het hof vooropgesteld dat inmiddels meerdere strafzaken aan de Hoge Raad zijn voorgelegd met telkens klachten van de verdediging over de rechtmatige verkrijging en verwerking van, toegang tot, en de betrouwbaarheid dan wel authenticiteit van de Ennetcom-data. Die klachten hebben telkens geen succes gehad; de Hoge Raad verwierp de cassatieberoepen van de verdachten. Voorts heeft het hof vastgesteld dat in het procesdossier Marengo de nodige informatie is opgenomen omtrent zowel de Ennetcom-data als de PGPSafe-data. Dat betreft informatie die van meet af aan in het dossier zat, maar ook informatie die gedurende het proces in eerste aanleg aan het dossier is toegevoegd, vaak naar aanleiding van verzoeken van de verdediging.

Ook heeft het hof benoemd dat tijdens de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg uitgebreid aandacht is besteed aan het onderwerp PGP-bewijs. Zo heeft de rechtbank zowel een zogenoemde PGP-inzagedag als een zogenoemde PGP-regiezitting belegd, ter gelegenheid waarvan het Openbaar Ministerie en de verdediging uitgebreid standpunten hebben ingenomen. Dat hebben zij ook gedaan bij requisitoir respectievelijk pleidooien. De vonnissen waarvan beroep bevatten – zo stelt het hof tot slot voorop – meer dan dertig pagina's aan overwegingen omtrent (gevoerde verweren inzake) het PGP-bewijs.

Tegen deze achtergrond en in aanmerking genomen het karakter van het hoger beroep als 'voortbouwend appèl' heeft het hof vervolgens de concrete verzoeken beoordeeld. Die verzoeken zien op het horen van getuigen (onder wie de Canadese en de Costa Ricaanse rechter die betrokken waren bij de uitvoering van het rechtshulpverzoek tot verkrijging van respectievelijk de Ennetcom-data en de PGPSafe-data), het horen van deskundigen (met name over de werking en ontwikkeling van de forensische zoekmachine Hansken), het benoemen van een onafhankelijke deskundige teneinde onderzoek te verrichten naar diverse vraagpunten, het mogen inzien van alle ontsleutelde Ennetcom- en PGPSafe-data, en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het hof is – na weergave van het verzoek van de verdediging en het standpunt van de advocaat-generaal – telkens gemotiveerd tot het oordeel gekomen dat het verzoek moet worden afgewezen.

In de kern komen die oordelen van het hof erop neer, dat de verdediging voldoende in staat moet worden geacht haar eventuele verweren ten aanzien van het onderwerp PGP-bewijs te kunnen voeren en dat het, toetsend aan het verdedigingsbelang dan wel het noodzaakscriterium, niet nodig is dat het verzochte onderzoek wordt verricht en uitgevoerd. Daarbij heeft het hof betrokken dat de verdediging de gelegenheid tot inzage in de Marengo-dataset en de zogenoemde PGP-dataset 'eigen lijnen cliënt' heeft. En voorts heeft het hof ambtshalve bepaald dat indien de verdediging eigen zoektermen wenst aan te dragen ten behoeve van onderzoek in alle ontsleutelde Ennetcom- en PGPSafe-data, de verdediging deze zoektermen uiterlijk op 3 februari 2025 gemotiveerd aan de advocaat-generaal kan aandragen.

 
 

 

De kroongetuige:
de rechtmatigheid van de overeenkomst en de betrouwbaarheid van zijn verklaringen

Er zijn met betrekking tot dit onderwerp tal van verzoeken gedaan die zich ruwweg laten rubriceren als volgt.

De rechtmatigheid van de overeenkomst van de Staat met de kroongetuige

  • Wat is onder regie en verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie aan de kroongetuige in het vooruitzicht gesteld of toegezegd in verband met zijn verklaringsbereidheid en de omvang en inhoud van zijn verklaringen? Daarom dienen de TBG-officier van justitie en zeven leden van het Team Bijzondere Getuigen (TBG) te worden gehoord als getuigen.
  • Welke financiële afspraken zijn met de kroongetuige gemaakt? Daarover dient door het Openbaar Ministerie informatie te worden verstrekt.
  • Ten aanzien van welke strafbare feiten valt de kroongetuige als verdachte aan te merken, en welk onderzoek is daarnaar verricht, en van het verrichten van welk onderzoek is mogelijkerwijs afgezien? Daarover dient in elk geval door het Openbaar Ministerie nader verantwoording te worden afgelegd.
  • De rechter-commissaris dient als getuige (nadere) verantwoording af te leggen over de door hem verrichte toetsing van de rechtmatigheid van de voorgenomen overeenkomst met de kroongetuige. Bij dat verhoor dient te worden betrokken wat nadien aan feiten en omstandigheden aan het licht is gekomen.
  • Welke telefoons heeft de kroongetuige in detentie gebruikt: wanneer, met welk doel, heimelijk of met medeweten van de autoriteit(en), in het laatstbedoelde geval onder welk toezicht? Daarover dienen de toenmalige partner en zekere familieleden van de kroongetuige als getuigen te worden gehoord. Die verhoren dragen bovendien bij aan de toetsing van de betrouwbaarheid van de door de kroongetuige afgelegde verklaringen.

De betrouwbaarheid van de door de kroongetuige afgelegde verklaringen

  • De kroongetuige en anderen (onder wie de toenmalige partner en zekere familieleden van de kroongetuige) dienen door het hof als getuigen te worden gehoord.
  • Met het oog op het vormen van een betrouwbaarheidsoordeel door het hof dient een rechtspsycholoog zijn deskundige mening te geven over de verklaringen van de kroongetuige.
  • Verstrekking van de geluidsopnamen van zijn in processen-verbaal vastgelegde verhoren.
  • Verstrekking van de verslagen die naar aanleiding van zogenoemde oriënterende gesprekken met de kroongetuige zijn opgemaakt.
  • Verstrekking van alle informatie die is opgeslagen in/vastgelegd met behulp van de door de kroongetuige tijdens zijn detentie al dan niet heimelijk gebruikte telefoons, en het verhoor als getuige van een verbalisant daarover.
  • Wat is bekend over de medische en psychische toestand van de kroongetuige? Bij het Openbaar Ministerie voorhanden informatie (waaronder de resultaten van een psychologisch onderzoek) dient aan de verdediging beschikbaar te worden gesteld. Indien en voor zover reeds het bestaan van een psychologisch rapport door het Openbaar Ministerie wordt betwist kan een voormalig raadsman daarover als getuige worden gehoord.

Voordat het hof aan die verzoeken toekomt moest eerst worden beslist op verzoeken tot het stellen van zogenoemde prejudiciële vragen. Die vragen zou het hof nog tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep kunnen stellen. De antwoorden die daarop vervolgens worden gegeven zijn dan voor het hof richtinggevend bij de behandeling en beslissingen in de zaken in Marengo.

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad?

Met dit verzoek is de vraag opgeworpen of wat door de Staat aan de kroongetuige is toegezegd of met hem is afgesproken over zijn feitelijke bescherming rechtmatig is.

Het gaat daarbij in het bijzonder om het aspect van op geld waardeerbare toezeggingen/afspraken en de legitimiteit daarvan:

  • zijn dergelijke toezeggingen/afspraken aan te merken als maatregelen, die in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zijn getroffen voor de feitelijke bescherming van de getuige en/of als maatregelen ter fysieke beveiliging?
  • verdraagt het in de strafzaak maskeren van dergelijke toezeggingen/afspraken zich met het in het artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces?
  • hoe kan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige worden beoordeeld en door de verdediging worden betwist als niet ook aan de rechter en aan de verdediging kennisneming van de inhoud van die toezeggingen/afspraken wordt geboden?

Het hof heeft dit verzoek afgewezen. Niet omdat die vragen niet relevant zouden zijn, maar wel omdat naar het oordeel van het hof niet is voldaan aan de juridische voorwaarden voor het kunnen stellen van die vragen aan de Hoge Raad, nog tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep.

Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie?

Met dit verzoek is beoogd om de beperkingen voor de verdediging om financiële afspraken met de kroongetuige te kunnen controleren aan de orde te stellen: verdragen die beperkingen zich met verdachtes recht op een eerlijk proces ex artikelen 47 en 48 van het Handvest van de van de grondrechten van de EU?

Het hof heeft ook dit verzoek op juridische gronden afgewezen, en heeft beslist dat het niet nodig is om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen.

Nu deze verzoeken zijn afgewezen is het hof toegekomen aan de beoordeling van de overige verzoeken.

De verzoeken die betrekking hebben op de kroongetuige

Het hof heeft bij de beoordeling van de verzoeken een aantal aspecten inleidend voorop gesteld. Het aspect van het karakter van de procedure van het hoger beroep: voortbouwend op de eerste aanleg. En ook het uitgangspunt van het strafvorderlijk stelsel, dat neerkomt op rechterlijk vertrouwen in het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is op grond van de wet en het EVRM verplicht om alle stukken in het dossier te voegen die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor beslissingen die het hof in de zaken tegen de verdachten geeft: niet alleen informatie die belastend is voor de verdachte, maar ook informatie die voor hem ontlastend is. En dat laatste betekent ook dat in het concrete geval toereikend materiaal moet worden aangeboden op basis waarvan de verdediging namens de verdachte rechtmatigheidsverweren kan voeren, waarop de rechter vervolgens onderzoekt of zo'n verweer slaagt. Tijdens de loop van de zaak kan blijken of het Openbaar Ministerie zich voldoende aan dat uitgangspunt heeft gehouden, of dat nadere verantwoording moet worden afgelegd.

Het hof heeft de in deze tweede regieronde gedane verzoeken stuk voor stuk beoordeeld en beslist. De uitkomst daarvan is dat nog een aantal getuigen is toegevoegd aan de naar aanleiding van de eerste regieronde opgestelde lijst. Het gaat daarbij onder anderen om de kroongetuige zelf, een officier van justitie, de toenmalige partner van de kroongetuige, en bepaalde familieleden. De onderwerpen waarover die getuigen (niet) zullen worden gehoord heeft het hof waar nodig aangegeven. Sommige getuigen, waaronder de kroongetuige, worden door het hof ter terechtzitting gehoord, anderen zullen door de raadsheer-commissaris van het hof worden gehoord.

Er zijn ook verzoeken door het hof afgewezen, zoals verzoeken tot het verhoor als getuigen van politieambtenaren, de rechter-commissaris, (andere) familieleden van de kroongetuige.

Naar aanleiding van sommige verzoeken heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het Openbaar Ministerie daaraan sowieso tegemoetkomt, zodat het hof daarover niet heeft hoeven te beslissen. Op deze plaats noemt het hof het verstrekken van informatie die samenhangt met door de kroongetuige in detentie gebruikte telefoontoestellen. En de vraag naar uitkomsten van onderzoek naar eventuele betrokkenheid van de kroongetuige bij strafbare feiten.

En het hof heeft toegestaan dat er gelegenheid moet worden geboden om delen van geluidsopnamen van verhoren van de kroongetuigen te kunnen beluisteren. Niet omdat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de (letterlijke) verslaglegging van die verhoren in processen-verbaal, maar wel omdat voor de beoordeling van een verklaring ook van belang kán zijn hoe iets is gezegd: dat laat zich soms niet goed lezen, maar mogelijk wél beluisteren.

Verzoeken die betrekking hebben op het krijgen van meer informatie over de persoon(lijkheid) van de kroongetuige heeft het hof afgewezen. Het gaat bij getuigenbewijs immers niet over de betrouwbaarheid van de persoon van de getuige, maar wél over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. En voor het toetsen van die betrouwbaarheid bestaat de gelegenheid tot het verhoor van de kroongetuige zelf. En van anderen.


De uitlevering van de verdachte S.R. uit Colombia

In deze regieronde heeft de verdediging van S.R. de – door het hof op 19 juli jl. afgewezen – verzoeken tot voeging van stukken en het horen van verschillende getuigen in verband met “onterechte oplegging levenslange gevangenisstraf – voorwaarden uitlevering vanuit Colombia" herhaald gedaan.

De verdediging heeft kort samengevat betoogd dat nader onderzoek moet worden gedaan naar de door de Colombiaanse autoriteiten genomen beslissing tot uitlevering en of door Colombia daaraan de voorwaarde van het niet opleggen van een levenslange gevangenisstraf is verbonden. De verdediging heeft verzocht functionarissen werkzaam voor de Colombiaanse staat en anderen te doen horen als getuigen en verstrekking dan wel inzage in de communicatie die tussen Colombia en Nederland heeft plaatsgehad.

Het hof heeft in hetgeen nu is aangevoerd geen reden gezien om terug te komen op de eerder genomen beslissingen tot afwijzing van hetgeen de verdediging heeft verzocht.

Het hof heeft voorop gesteld dat in de internationale rechtsorde (volkenrecht) en dus ook in het internationale rechtshulpverkeer de beginselen van soevereiniteit en vertrouwen gelden. Huiselijk gezegd: de Nederlandse autoriteiten bemoeien zich niet met de rechtsgang in een andere staat, maar andersom dient een buitenlandse staat zich evenmin te bemoeien met de Nederlandse rechtsgang.

Tegen deze achtergrond bezien gaat het niet aan – wegens strijdigheid met de internationale rechtsorde – om functionarissen werkzaam voor de Colombiaanse staat en anderen te horen als getuigen over een door de Colombiaanse autoriteiten genomen beslissing tot uitlevering van de verdachte. Hetzelfde geldt voor de door de verdediging verzochte verstrekking dan wel inzage in de communicatie tussen Colombia en Nederland.

Als de beantwoording van voorgelegde vragen door de buitenlandse autoriteiten niet duidelijk is, kan dit worden voorgelegd aan de buitenlandse autoriteiten. De rechtbank heeft dit onder ogen gezien en (opnieuw) vragen voorgelegd aan de Colombiaanse autoriteiten. Het hof heeft erop gewezen dat in dit verband viermaal aan de Colombiaanse autoriteiten vragen zijn voorgelegd.

De Colombiaanse autoriteiten stellen dat zij niet als voorwaarde aan de uitlevering hebben verbonden dat de verdachte niet tot levenslang zal worden veroordeeld. Dat en waarom die voorwaarde niet door de Colombiaanse autoriteiten aan de uitlevering van de verdachte is verbonden is bij die beantwoording met zoveel woorden benoemd: de verdachte is een voor Colombia buitenlands staatsburger, die wordt uitgeleverd aan zijn land van herkomst (Nederland) en voorts de opvatting dat “ (…) de Colombiaanse staat zich niet mengt in de berechting, noch in de straftoemeting van een Nederlands staatburger overeenkomstig zijn eigen rechtssysteem".

Met het laatste hebben de Colombiaanse autoriteiten impliciet gewezen op het beginsel van soevereiniteit; de Colombiaanse staat mengt zich niet in de berechting, noch in de straftoemeting, van een Nederlandse staatsburger overeenkomstig zijn eigen rechtssysteem.

De feitelijke grondslag van de door de Colombiaanse autoriteiten gegeven beslissing tot uitlevering van de verdachte aan Nederland is door de beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen aan de Colombiaanse autoriteiten aldus duidelijk. Niet valt in te zien dat en waarom naar die grondslag nader onderzoek noodzakelijk is. Voor het kunnen voeren van verweren op dit punt is voldoende informatie voorhanden.

Op grond van al het vorenstaande heeft het hof geen reden gezien om terug te komen op de eerder genomen beslissingen tot afwijzing van het nadere onderzoek, waarom de verdediging heeft gevraagd.


Herbeoordeling onthouding kennisneming stukken

Eerder, op 19 juli jl. heeft het hof beslist op in de zaak tegen S.R. gedane verzoeken tot nieuwe beoordeling van de noodzaak tot (permanente) onthouding van kennisneming van stukken. De rechter-commissaris heeft eerder beslist dat die noodzaak er is. Op grond van zwaarwegende opsporingsbelangen, of omdat het wél bieden van inzage ernstige overlast zou kunnen veroorzaken voor onder anderen (familie van) de kroongetuige en bepaalde professionele betrokkenen bij het Marengo-onderzoek, en andere onderzoeken.  

Volgens de verdediging is het gevolg van tijdsverloop en ontwikkelingen gedurende het strafgeding in eerste aanleg dat de weging van met onthouding af te schermen opsporings- en veiligheidsbelangen nu anders uitpakt. Het hof heeft daarop geoordeeld dat het beroep op enkele aspect van tijdsverloop niet goed voorstelbaar maakt dat het risico op die ernstige overlast daardoor nu zou zijn verbleekt.

Mogelijk ligt dat anders voor die zwaarwegende opsporingsbelangen. De advocaat-generaal heeft aangegeven daarover intern overleg met de officier van justitie te voeren. Daaruit zou moeten blijken of zwaarwegende opsporingsbelangen nog steeds actueel zijn of dat onthouding van kennisneming van onderdelen uit het dossier nog steeds is aangewezen. Het hof wacht de uitkomst daarvan af, en heeft een aantal momenten geagendeerd, waarop het van de advocaat-generaal nadere en actualiserende berichtgeving verwacht.

In wat door de verdediging overigens en andermaal is aangevoerd ziet het hof geen grond om een nieuwe beoordeling van de noodzaak tot het onthouden van stukken te laten plaatsvinden.


Varia

In de zaken zijn nog andere verzoeken gedaan, van sterk uiteenlopende aard. Daarop hoeft in het ene geval niet door het hof te worden beslist, omdat de advocaat-generaal heeft aangekondigd uit te (laten) voeren wat door de verdediging is gevraagd. In andere gevallen heeft het hof al dan niet toewijzende beslissingen gegeven, die in het proces-verbaal dat van de uitspraakzitting is opgemaakt zijn verantwoord en neergelegd (verwijzingslink onder deze samenvatting). Per saldo zijn aan de lijst van getuigen, waarop reeds 30 getuigen waren vermeld nog 5 getuigen toegevoegd, onder wie een officier van justitie. Een aantal van hen zal ter terechtzitting door het hof worden gehoord, anderen door de raadsheer-commissaris.


De voortgang van het onderzoek in hoger beroep

De behandeling van de zaken wordt voortgezet medio december van dit jaar. De komende periode zal het hof gebruiken voor de vormgeving van de inhoudelijke behandeling van de zaken. Voorts mag worden verwacht dat in de nabije toekomst duidelijkheid ontstaat over de rechtsbijstandverlening aan de verdachte R.T. Ook dat aspect speelt een rol bij de voortgang van de behandeling. Over die vormgeving volgt te zijner tijd nadere informatie.