Laden...

Toelichting verlaging griffierecht

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksKosten rechtszaak > Griffierecht > Toelichting verlaging griffierecht

Toelichting op de verlaging van het griffierecht in kort geding procedures

In art. 8.2 van het procesreglement kort gedingen rechtbanken, handel/familie (hierna: het procesreglement) wordt voorgeschreven dat partijen die met gefinancierde rechtsbijstand willen procederen een afschrift van een toevoeging of een inkomensverklaring uiterlijk op de mondelinge behandeling indienen. In de gevallen waarin een toevoeging is aangevraagd maar nog niet is verleend, moet een kopie van de aanvraag uiterlijk ter zitting worden ingediend. Uit art. 8.3 van het procesreglement volgt dat bij gebrek aan die stukken het volledige griffierecht wordt geheven. In art. 8.7 jo 8.4 van het procesreglement is bepaald dat het griffierecht wordt verlaagd, indien bij het bepalen van het griffierecht geen rekening is gehouden met een toevoeging, inkomensverklaring of toevoegingsaanvraag, maar deze stukken binnen 4 weken (of een door de rechtbank - op verzoek - bepaalde langere termijn) na de uitspraak worden ingediend.

De rechtbank wijst u erop dat deze bepaling moet worden gelezen in het licht van het bepaalde in art. 16 lid 4 van de Wet griffierecht burgerlijke zaken (Wgbz). Die bepaling luidt als volgt:

“Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven geen stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar kan zij voordat de rechter het eindvonnis heeft gewezen dan wel de eindbeschikking heeft gegeven alsnog een van de stukken, bedoeld in het eerste lid, overleggen, dan wordt het griffierecht verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort."

Uit deze bepaling volgt dat de bevoegdheid van de griffier om tot verlaging van het griffierecht over te gaan enkel bestaat als het niet aan de partij te verwijten is dat op de mondelinge behandeling geen toevoegingsaanvraag aan de griffier is gegeven.

Dat de regeling op deze manier moet worden uitgelegd volgt ook uit de toelichting op art. 16 Wgbz, waarin onder meer is opgemerkt:

Om te voorkomen dat de procespartij die (nog) niet beschikt over een toevoeging ook geen aanspraak zou kunnen maken op de toepassing van het lagere griffierecht, is (…) voorzien in een regeling op basis waarvan ook middels een toevoegingsaanvraag of een verklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand aangetoond kan worden dat de desbetreffende partij onvermogend is.

Heeft u een vraag?

Voor meer informatie of hulp, bezoek de contactpagina. Daar vindt u antwoorden op veelgestelde vragen en informatie over hoe u ons kunt bereiken.