Appellante en M beschikken elk afzonderlijk over een eigen woning, waar zij
ook staan ingeschreven. Appellante heeft verklaard dat zij 1/3 van de tijd in de
woning bij M verblijft, dat M 1/3 deel van de tijd in haar woning verblijft en
dat zij en M de rest van de tijd alleen zijn of afzonderlijk van elkaar bij
vrienden of familie verblijven. M (afkomstig uit Servië) verblijft ca. 26
weken per jaar in Nederland. De Svb heeft zich op het standpunt gesteld dat
appellante en M een gezamenlijke huishouding voeren, aangezien zij vijf of zes
dagen per week in de beide woningen samen doorbrengen. Svb vindt steun voor zijn
standpunt in de vaste rechtspraak van de Raad over de omstandigheid dat het
aanhouden van twee afzonderlijke adressen niet aan het hebben van een
gezamenlijke huishouding in de weg hoeft te staan. De Svb heeft het
ouderdomspensioen van appellante herzien naar een pensioen voor een gehuwde.
In zijn arrest van 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:556,
heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien sprake is van twee personen aan wie
ieder een woning ter beschikking staat, en die ieder afwisselend in deze
woningen verblijven, ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk zal moeten
worden beoordeeld in welke van die woningen hij zijn hoofdverblijf heeft. Deze
beoordeling dient plaats te vinden op basis van de feitelijke omstandigheden,
waarbij het erop aankomt in welke van die woningen zich het zwaartepunt van het
persoonlijke leven van de betrokkene bevindt. De mogelijkheid bestaat dat voor
ieder van de betrokken personen dit zwaartepunt zich bevindt in de woning van
hemzelf, zodat zij hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben. Die
mogelijkheid bestaat ook indien deze personen het grootste deel van de tijd
gezamenlijk doorbrengen, zelfs indien die situatie in feite is te duiden als
samenwonen. Dit betekent dat aannemelijk zal moeten zijn dat hetzelfde adres als
hoofdverblijf fungeert. Gelet op het oordeel van de Hoge Raad, heeft de Svb een
onjuiste toetsingsmaatstaf aangelegd bij de beoordeling van het gezamenlijk
hoofdverblijf. De gemachtigde van de Svb heeft ter zitting verklaard
dat een nader onderzoek naar het hoofdverblijf van appellante en M in de te
beoordelen periode naar verwachting niets op zal leveren. Daarom ziet de Raad
aanleiding zelf in deze zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen
en te bepalen dat appellante over de te beoordelen periode recht heeft op
ouderdomspensioen voor een ongehuwde.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het
sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde beslissend.