De veehouder moet het bewijs leveren dat sprake is van een disproportionele last, waarvoor inzicht nodig is in al zijn bedrijfsmatige gegevens en omstandigheden, zoals vermogenspositie, de totale financieringspositie, eventuele nevenactiviteiten of overige inkomsten, eventuele mogelijkheden om de overtollige bedrijfsmiddelen op andere wijze aan te wenden etc. De veehouder moet hierbij inzichtelijk maken hoe die gegevens leiden tot de slotsom dat sprake is van een disproportionele last. Bovendien moet de veehouder aantonen dat de investeringen daadwerkelijk betrekking hebben op de (voorgenomen) groei van het bedrijf die door het Fosfaatreductieplan wordt getroffen.