Het hof heeft vastgesteld dat in deze zaak niet is gebleken van enige overschrijding van de gedoogvoorwaarden, op het hebben van te grote voorraden buiten de coffeeshops na. Het hof ziet die ‘achterdeur’ als een rechtstreeks uitvloeisel en tevens onlosmakelijk gevolg van de exploitatie van gedoogde coffeeshops. Ook het verkrijgen van opbrengsten uit de verkoop in die shops en het samenwerken met leveranciers van hash en hennep ziet het hof als rechtstreeks gevolg van de exploitatie van coffeeshops. Gebleken is verder dat de autoriteiten wisten of sterk vermoedden dat er grotere handelsvoorraden werden aangehouden dan gedoogd, maar zij hebben hiervan welbewust weggekeken. Kortom, nu het hier gaat om gedoogde coffeeshops die in goede verstandhouding met de autoriteiten opereerden, heeft het hof aan de verdachten geen straf opgelegd.