Laden...

Herstructurering Mediasetgroep verboden

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Amsterdam > Nieuws > Herstructurering Mediasetgroep verboden
Amsterdam, 01 september 2020


Het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag in kort geding een herstructurering van de Mediasetgroep, het door de familie Berlusconi gecontroleerde mediaconcern, verboden.
De Mediasetgroep wilde haar Italiaanse en haar Spaanse tak – beide beursgenoteerd – via een zogenoemde grensoverschrijdende juridische fusie laten opgaan in een Nederlandse NV. Dat kan nu voorlopig niet doorgaan. De rechtbank oordeelde eerder dat er geen aanleiding was voor een verbod.

Oude accountantsverklaringen

Het kort geding was aangespannen door Vivendi, dat net als de Mediasetgroep actief is in de televisie-industrie. Vivendi heeft eind 2016 door aankopen op de beurs een aandelenbelang van ongeveer 29% in Mediaset Italië verkregen. Als gevolg van de fusie zou Vivendi haar aandelen in Mediaset Italië verliezen en in ruil daarvoor aandelen in de Nederlandse NV verkrijgen. Op grond van de Nederlandse wet moet het fusievoorstel de ruilverhouding uiteenzetten tussen de aandelen die de aandeelhouders in Mediaset Italië en Mediaset Spanje verliezen en de aandelen in de Nederlandse NV die zij daarvoor verkrijgen. Een accountant moet een verklaring afgeven over de redelijkheid van die ruilverhouding. Deze accountantsverklaring, die wordt gevoegd bij het fusievoorstel, moet zijn gebaseerd op recente cijfers. Een van de bezwaren van Vivendi tegen de juridische fusie is dat de accountsverklaringen te oud zijn. Dit bezwaar is volgens het hof gegrond. De Mediasetgroep dient nieuwe, actuele accountantsverklaringen bij het fusievoorstel te voegen.

Loyaliteitsaandelen

Ook een tweede bezwaar van Vivendi tegen het fusieplan van de Mediasetgroep is gegrond bevonden. Voor de nieuwe, Nederlandse, topvennootschap van de groep zou een regeling voor loyaliteitsstemrecht gaan gelden. Meteen na de fusie zouden aandeelhouders in de Nederlandse NV die vóór de fusie al aandeelhouder bij Mediaset Italië of Spanje waren drie stemmen per aandeel kunnen uitbrengen, indien zij hun aandelen vóór de fusie in het loyaliteitsregister hebben laten registreren. Vijf jaar na de fusie zouden zij hun stemrecht verder kunnen vergroten en het recht hebben om tien stemmen per aandeel uit te brengen.
Loyaliteitsstemrecht wordt wel gezien als een middel om aandeelhouders voor de lange termijn aan een (beursgenoteerde) vennootschap te binden en daarmee de vennootschap meer stabiliteit en ruimte voor een langetermijnvisie te geven. Het hof bevestigt dat dit op zichzelf een legitiem doel is van een regeling voor loyaliteitsstemrecht. Wel geldt de voorwaarde dat het gelijkheidsbeginsel in acht wordt genomen: aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden moeten gelijk behandeld worden. Het hof oordeelt dat aan die voorwaarde in dit geval niet is voldaan. Daarbij acht het hof onder meer van belang dat de Nederlandse NV volgens het fusievoorstel hoe dan ook gecontroleerd zal worden door de vennootschap van de familie Berlusconi, onder meer via een recht van bindende voordracht voor bestuurdersbenoemingen bij de NV. In die omstandigheden is de regeling, die kan leiden tot een vertienvoudiging van het stemrecht, disproportioneel. Het hof concludeert dat de regeling is vormgegeven met het doel om aan de familievennootschap van Berlusconi met een economisch belang van 35% de absolute controle op de Nederlandse NV te geven.
Het is de eerste procedure waarin een Nederlandse rechter zich uitspreekt over de toelaatbaarheid van een regeling voor loyaliteitsstemrecht bij een Nederlandse vennootschap.

Voorlopig verbod tot fusie

Het hof had eerder, aan het eind van de zitting middels een mondelinge uitspraak, al een voorlopig verbod tot het uitvoeren van de fusie gegeven, dat zou gelden tot de einduitspraak. De aanleiding daartoe was dat de Mediasetgroep op de zitting niet wilde toezeggen dat zij niet tot uitvoering van de fusie zou overgaan totdat het hof einduitspraak zou doen.

Uitspraken