Laden...

Passageproces: Fred Ros wordt niet vrijgelaten

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Amsterdam > Nieuws > Passageproces: Fred Ros wordt niet vrijgelaten
Amsterdam, 09 december 2016

Fred Ros, verdachte en tevens 'kroongetuige' in het hoger beroep van het liquidatieproces Passage, wordt niet in vrijheid gesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vandaag beslist, nadat deze verdachte om opheffing of schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft verzocht.
Al eerder, op 26 augustus van dit jaar, wees het gerechtshof een verzoek tot invrijheidstelling van Ros af.

De strafzaak tegen Ros

Fred Ros is een verdachte in het Passageproces. Na een eis van levenslang van de officier van justitie is Ros veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaren voor zijn betrokkenheid bij o.m. de moord op Thomas van der Bijl. Na die veroordeling door de rechtbank heeft Ros tijdens het hoger beroep ervoor gekozen een deal met het openbaar ministerie te sluiten en is hij 'kroongetuige' geworden. Hij heeft zich daarbij verplicht om over een aantal moorden in de Amsterdamse onderwereld opening van zaken te geven en daarover in zaken van een aantal verdachten in het Passageproces te getuigen. Daartegenover heeft het Openbaar Ministerie toegezegd om in zijn strafzaak de voorgenomen eis in hoger beroep van 30 jaren gevangenisstraf met de helft te verminderen tot 15 jaren.
In het hoger beroep van het Passageproces heeft het Openbaar Ministerie vorige maand de strafeisen geformuleerd. Het Openbaar Ministerie is van mening dat de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft uitgewezen dat niet alle feiten waarvan Ros wordt beschuldigd bewezen kunnen worden verklaard. Daarom heeft het Openbaar Ministerie in hoger beroep die voorgenomen strafeis van 30 jaren teruggebracht tot 28 jaren en is het van mening dat Ros in aanmerking moet komen voor halvering van die straf, dus tot 14 jaren gevangenisstraf.

De voorlopige hechtenis: verzoek tot opheffing daarvan

Zowel de verdediging van Ros als het Openbaar Ministerie zijn van mening dat de voorlopige hechtenis van Ros moet worden opgeheven omdat nu al kan worden vastgesteld dat Ros als kroongetuige waarheidsgetrouw opening van zaken heeft gegeven. Daarom heeft het Openbaar Ministerie die strafeis van 14 jaren geformuleerd. Ervan uitgaand dat het hof conform die strafeis hem 14 jaren gevangenisstraf oplegt betekent dat – ook rekening houdend met de voorwaardelijke invrijheidsstelling – voor Ros dat hij in dat geval die straf inmiddels geheel heeft uitgezeten.

Het hof heeft -net als het in augustus van dit jaar deed- beslist dat Fred Ros in voorlopige hechtenis zal blijven. Het hof oordeelt dat niet al nu kan worden vastgesteld dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Ros langer in voorlopige hechtenis verblijft dan de nog aan hem op te leggen gevangenisstraf rechtvaardigt. Dat het Openbaar Ministerie inmiddels de strafeis van 14 jaren heeft geformuleerd betekent niet dat het hof al nu de balans op verantwoorde wijze kan opmaken.

De voorlopige hechtenis: verzoek tot schorsing daarvan

De voorlopige hechtenis kan in plaats van opgeheven ook worden geschorst. In het algemeen gesproken is voor schorsing ruimte als aannemelijk wordt dat het persoonlijk belang van de gedetineerde om de berechting in vrijheid te ondergaan zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang dat wordt gediend met het laten voortduren van die voorlopige hechtenis.

Het hof heeft behalve het verzoek van Ros tot opheffing ook zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Het hof heeft uit de toelichting op dit verzoek afgeleid dat het ondergaan van de voorlopige hechtenis Ros zeer zwaar valt, ook doordat er ten aanzien van hem en de zijnen getuigenbescherming van kracht is. Het hof heeft al eerder in augustus 2016 onderkend dat het ondergaan van die beschermingsmaatregelen een zware wissel zal trekken op Ros en de zijnen. Het hof oordeelt dat als hij meent dat hij op goede gronden klaagt over de wijze waarop die voorlopige hechtenis in zijn geval wordt toegepast hij zich niet bij het hof moet melden. In het penitentiair recht bestaan daarvoor afzonderlijke verschillende procedures.
En voor zover hij wil klagen over de (gevolgen van de) beschermingsmaatregelen moet hij zich richten tot het Openbaar Ministerie als zijn contractspartij; die organisatie is belast met de invulling van die maatregelen. In het onverhoopte geval dat Ros en het Openbaar Ministerie er samen niet uitkomen zal Ros zich ter beslechting van het geschil niet tot de strafkamer van het gerechtshof, maar tot de burgerlijke rechter moeten wenden.
Gronden voor een schorsing van een voorlopige hechtenis door het hof zijn in hetgeen is aangevoerd in ieder geval niet gelegen.

Slotsom

Dit alles betekent dat Fred Ros in hechtenis blijft. Een definitief oordeel in zijn zaak zal het hof geven nadat de hele zaak in hoger beroep is afgerond. Dat moment ligt naar verwachting in de (late) eerste helft van 2017.

Uitspraken