Het hof heeft het verzoek beoordeeld en het heeft daarbij het door de verdediging benadrukte verdedigingsbelang uiteraard onder ogen gezien. Het spreekt voor zich dat de verdediging voldoende tijd moet worden gegund de verdediging voor te bereiden. Maar daarbij spelen meer factoren een rol dan het aantal dossierpagina's dat door de verdediging is geteld.
Ook de aard van de procedure, de mate van complexiteit van de zaak en de fase waarin de procedure zich bevindt leggen gewicht in de schaal bij de door het hof te maken afweging. Het hof baseert zich daarbij – net als de verdediging heeft gedaan – op de rechtspraak van datzelfde Europees hof. Het hof heeft al die aspecten op zichzelf en in hun samenhang gewogen. De uitkomst daarvan is, dat het hof de behandeling niet feitelijk stillegt, zoals door de raadslieden is gevraagd, maar wel een tijdpad heeft vastgesteld. Daarbij is in de tijd bezien de datum waarop aan de verdediging het dossier is verstrekt tot uitgangspunt genomen, medio november 2024.
Dat vastgestelde tijdpad houdt in, dat het hof in het zittingsblok vanaf 8 december 2025 de aan T. ten laste gelegde feiten inhoudelijk ter terechtzitting zal behandelen, kort gezegd: de bespreking van de zaakdossiers met de verdachte. Hieraan voorafgaand zullen twee regierondes worden bepaald, één in het zittingsblok vanaf 2 juni 2025 en één in het zittingsblok vanaf 15 september 2025.
Het hof heeft bij het vaststellen van dat tijdpad onder ogen gezien dat van de rechtsgeleerde verdediging redelijkerwijs kan en mag worden verwacht dat zij (de voorbereiding van) de verdediging afstemt op de fase, waarin de behandeling van de zaak zich bevindt. Dat betekent dat van de verdediging mag worden verwacht dat zij daarbij zaaksinhoudelijke accenten legt. Concreet en bij wijze van voorbeeld: om als verdediging bij zijn verhoor als getuige gerichte vragen te kunnen stellen aan de officier van justitie die betrokken is geweest bij het kroongetuigetraject, is het niet een voorwaarde dat eerst van de inhoud van alle zaaksdossiers (de dossiers die gaan over de strafbare feiten) in detail kennis moet zijn genomen. Hetzelfde geldt voor onderwerpen die in eerste aanleg voor de verdediging aanleiding zijn geweest voor het voeren van rechtmatigheidsverweren. Zoals bijvoorbeeld de gang van zaken rondom de overbrenging van de verdachte vanuit de Verenigde Arabische Emiraten (Dubai) naar Nederland, of de beslissing tot het observeren van advocaten (wat is gaan heten: de Dubai-observatie). Reeds bij lezing van het vonnis van de rechtbank, en – in het verlengde daarvan – bij kennisneming van de relevante onderdelen van het dossier, laten zich ook bij de raadslieden als de rechtsgeleerde lezers daarvan, al snel onderwerpen formuleren die zich desgewenst lenen voor (nadere) bevraging door de verdediging, ook als dat dossier nog niet integraal en in ieder onderdeel daarvan door hen is geabsorbeerd.
Al met al gaat het hof er in redelijkheid van uit dat in de regieronde in juni 2025 een substantieel deel van de eventuele verzoeken zal worden gedaan, in elk geval de eventuele verzoeken die bij toewijzing daarvan verzoeken om internationale rechtshulp nodig maken. Waar het gaat om verhoren van getuigen die al eerder (ook) in de zaak tegen T. zijn vastgesteld laat het hof het vanzelfsprekend aan de verdediging of en hoe de verdediging het ondervragingsrecht van die getuigen bij gelegenheid van die verhoren uitoefent. Voor de door de verdediging bedoelde afsplitsing van de zaak tegen T. is geen aanleiding. Iedere zaak in Marengo wordt door het hof op maat behandeld, zo ook de zaak tegen T.
Het hof heeft niet voor het eerst stilgestaan bij het belang van de continuïteit van de verdediging van de verdachte T. Die continuïteit is allesbehalve rimpelloos te noemen. Daarom heeft het hof de verdediging ten overvloede erop gewezen dat een professionele verdediging ook inhoudt dat de eigen praktijkvoering daarop toereikend zal worden ingericht, en dat de verdediging zich daarvan rekenschap geeft.