Het hof is het eens met het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam gegeven oordeel dat niet kan worden gezegd dat het verlies van het EU-burgerschap zonder meer leidt tot het verloren gaan van de aan het EU-burgerschap ontleende rechten en vrijheden, met name voor wat betreft het recht op vrij verkeer en verblijf.
Het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is echter niet noodzakelijk om uitspraak te doen in dit geschil. De vorderingen zijn niet toewijsbaar omdat ze te vaag en onbepaald zijn om in dit kort geding toegewezen te kunnen worden.