Net als de rechtbank komt het hof tot de conclusie dat de verdachte het slachtoffer, een 34-jarige man uit Steenwijk, op 6 februari 2010 in de middag in Meppel van het leven heeft beroofd. Het hof komt tot deze conclusie op basis van de volgende vaststellingen.
Het slachtoffer is na 6 februari 2010 in de middag niet op zijn afspraken gekomen en zijn telefoons hebben geen zendmasten meer aangestraald in zijn woonplaats Steenwijk. Ook zijn er van hem na die middag geen daadwerkelijke levenstekens meer vernomen.
Zijn auto is op 8 maart 2010 brandend in Haren aangetroffen. Delen van zijn lichaam zijn op 22 juni 2010 in een zak in het water van de Steenwijker Aa teruggevonden. Op 26 juni 2013 zijn in een soortgelijke zak en een dekbedovertrek weer andere lichaamsdelen van het slachtoffer aangetroffen, begraven in de Kiersche Wijde in Wanneperveen. Het dekbedovertrek waarin de lichaamsdelen in 2013 zijn aangetroffen is van verdachte geweest. Bij deze lichaamsdelen is ook een aantal haarsporen van verdachte gevonden. De verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor het aantreffen van zijn dekbedovertrek en deze haarsporen.
In de middag van 6 februari 2010 was het slachtoffer met zijn ex-vrouw en kinderen op bezoek in de woning van (het gezin van) verdachte in Meppel. Nu er na deze middag geen daadwerkelijke levenstekens van het slachtoffer meer zijn vernomen, gaat het hof ervan uit dat het slachtoffer die middag de woning van verdachte niet levend heeft verlaten. Tijdens dat bezoek waren de vrouwen steeds in elkaars gezelschap en hielden zij zich bezig met hun kinderen. Niets wijst erop dat één van de vrouwen buiten aanwezigheid van de kinderen contact had met het slachtoffer. Uitsluitend verdachte is op meerdere momenten alleen met het slachtoffer geweest.
Met inachtneming van deze vaststellingen resteert daarmee slechts het scenario dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht op één van de momenten waarop zij samen alleen waren. Het hof voelt zich in die conclusie gesterkt doordat verdachte kort na het overlijden van het slachtoffer verantwoordelijk is voor het verplaatsen van één van de telefoons van het slachtoffer. Ook het aangetroffen dekbed en de haarsporen van verdachte bij de lichaamsdelen van het slachtoffer kunnen in verband worden gebracht met het wegmaken van het lichaam van het slachtoffer.
Het hof leidt uit de wijze waarop het lichaam van het slachtoffer in stukken is gezaagd en daaropvolgend in delen is verpakt en verstopt, af dat het slachtoffer niet aan een natuurlijke dood, door zelfdoding of vanwege een ongeluk is gestorven, maar door gewelddadige handelingen om het leven is gebracht. Ook de wijze waarop zijn auto is aangetroffen draagt bij aan de overtuiging dat welbewust is gepoogd om te verhullen wanneer en hoe het slachtoffer opzettelijk door één of meer geweldshandelingen om het leven is gebracht. Namens verdachte is geen andere (niet opzettelijke) toedracht omtrent het overlijden van het slachtoffer naar voren gebracht, en deze is het hof ook niet anderszins gebleken. Ook is er geen reëel en aannemelijk alternatief scenario door de advocaat van verdachte aangedragen waarin een ander dan verdachte schuldig is aan de dood van het slachtoffer en wat tegelijkertijd een verklaring biedt voor de aangetroffen forensische sporen die wijzen naar verdachte. Dit komt ook niet uit het dossier naar voren.
Al het voorgaande in samenhang bezien maakt dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer in de middag van 6 februari 2010 opzettelijk van het leven heeft beroofd.