Het openbaar ministerie heeft geweigerd om de drie
militairen te vervolgen. Tegen die beslissing zijn de nabestaanden in beklag
gegaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Na een wrakingsbeslissing en een
tussenbeschikking heeft de militaire kamer van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2015 het beklag afgewezen.
Het hof heeft eerst een aantal formele vragen
besproken. Het komt tot het oordeel dat aan beklaagden geen beroep op
strafrechtelijke immuniteit of vrijwaring van vervolging toekomt. Ook is het hof
van oordeel dat aan het openbaar ministerie op zich de bevoegdheid toekomt om de zaak niet te
vervolgen, maar dat de marges voor een beleidssepot smal zijn.
Bij zijn inhoudelijke beoordeling van het beklag geeft het hof een uitgebreid
overzicht van de relevante historische context. Daarbij geeft het veel aandacht
aan de rechtspraak van het Joegoslaviëtribunaal en aan het uitgebreide
historisch onderzoek door vele instanties, in het bijzonder het NIOD.
Ten aanzien van de wetenschap bij beklaagden over wat de slachtoffers te
wachten stond komt het hof tot vrijwel gelijke bevindingen als het gerechtshof
Den Haag in de civiele procedures van de klagers tegen de Staat, maar het
verbindt daar andere conclusies aan. Voor de vaststelling van de
aansprakelijkheid van de Staat mogen immers alle elementen bijeen worden
genomen, maar voor de vaststelling van de strafrechtelijke
aansprakelijkheid van beklaagden moet worden vastgesteld wat ieder voor
zich aan wetenschap had.
Ten aanzien van het wegsturen van Muhamed Nuhanović komt het hof tot het
oordeel dat beklaagde Franken, de plaatsvervangend bataljonscommandant,
niet had hoeven te beseffen dat hij na het verlaten van de
compound een aanmerkelijke kans liep om te worden vermoord.
Veroordeling door de strafrechter acht de beklagkamer daarom hoogst
onwaarschijnlijk, zodat het openbaar ministerie van vervolging heeft
mogen afzien.
Van strafrechtelijke aansprakelijkheid van beklaagde Karremans, de
bataljonscommandant, op grond van command responsibility kan dan
evenmin sprake zijn.
Ibro Nuhanović, de vader van Muhamed, had op de compound mogen blijven. Dat
is ook uitdrukkelijk tegen hem gezegd. Hij heeft er voor gekozen om toch, met
zijn vrouw en zoon, te vertrekken. Een dapper besluit, waarvoor hij alle respect
verdient. Maar wel zijn eigen besluit, waarvoor beklaagden niet
strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Rizo Mustafić had ook op de compound mogen blijven. Tegen hem is bij
vergissing gezegd dat hij niet mocht blijven. Van enig opzet is naar het
oordeel van het hof geen sprake. Er was sprake van een stomme fout, die op zijn
hoogst een vervolging wegens dood door schuld zou kunnen rechtvaardigen, maar
dat feit is inmiddels verjaard.