De eerste uitspraak gaat over een klacht die is ingediend tegen ING. Het gaat over een transactie die tussen ING en het Openbaar Ministerie op 3 september 2018 is afgesloten in het zogenoemde Houston-onderzoek.
Uit dit onderzoek is gebleken dat ING zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme en aan schuldwitwassen. De transactie hield in een betaling van een boete van 675 miljoen euro en een bedrag van 100 miljoen euro voor wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof heeft de klacht afgewezen en de transactie in stand gehouden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de huidige voorzitter van de raad van bestuur van ING de ernstige strafbare feiten heeft erkend. Bovendien heeft het hof gezien dat de transactieovereenkomst met een persbericht en een uitgebreid feitenoverzicht, is gepubliceerd. Iedereen heeft hier kennis van kunnen nemen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de maatregelen die ING heeft getroffen om verdere overtredingen te voorkomen en met haar medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek.
Tot slot is het hof van oordeel dat de opgelegde boete fors is en dat strafvervolging van ING waarschijnlijk niet tot een andere straf zal leiden.