De vrouw in deze zaak is in Bangladesh geboren en is als kind in 1976 samen met haar broer naar Nederland overgebracht. Niet lang daarna werd zij door haar Nederlandse adoptieouders geadopteerd. Zij stelt dat een man, die werkte voor zowel Stichting Wereldkinderen als voor Terre des Hommes, haar biologische moeder onder valse voorwendselen heeft bewogen om haar ter adoptie af te staan. Volgens de vrouw waren er eerder al signalen van misstanden ten aanzien van interlandelijke adopties uit Bangladesh en hadden beide organisaties daarom moeten ingrijpen. Daarnaast verwijt zij de Staat dat op haar adoptie onvoldoende toezicht gehouden is. Zij vordert schadevergoeding, omdat zij vindt dat de drie partijen onrechtmatig hebben gehandeld tijdens en na haar adoptie.